In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen partijen, die in 1998 zijn gehuwd en in 2006 een echtscheidingsverzoek hebben ingediend. Het echtscheidingsconvenant uit 2005, waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de gemeenschap van goederen en de afwezigheid van partneralimentatie, is niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking van 6 maart 2017 de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, maar de vrouw is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de echtscheiding in 2006 weliswaar is uitgesproken, maar dat de beschikking niet is ingeschreven, waardoor de gemeenschap van goederen formeel bleef bestaan. Het hof heeft geoordeeld dat de afspraken in het convenant geldig zijn, ondanks het ontbreken van inschrijving, en dat de vrouw geen recht heeft op partneralimentatie, omdat partijen in het convenant zijn overeengekomen dat de man geen alimentatie zou betalen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met verbetering van de gronden.