ECLI:NL:GHARL:2019:11055

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
200.264.091/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van huiselijk geweld en gewijzigde omstandigheden ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Dit volgde op een tussenbeschikking van 3 september 2019, waarin de situatie van de ouders ingrijpend was gewijzigd. De moeder verblijft in een toevluchtsoord en er zijn veiligheidsrisico's bij zowel de vader als de moeder. De moeder heeft aangifte gedaan van mishandeling tegen de vader, en er zijn zorgen over huiselijk geweld. Het hof heeft de gronden voor de uithuisplaatsing bevestigd en benadrukt dat de continuïteit van de verzorging en opvoeding van de minderjarige gewaarborgd moet blijven. Voordat een eventuele terugplaatsing van de minderjarige kan plaatsvinden, moet er duidelijkheid komen over de veiligheidsrisico's en de pedagogische vaardigheden van beide ouders. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland bekrachtigd voor de periode van 1 januari 2020 tot 20 juni 2020, en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.264.091/01 (uithuisplaatsing)
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/127142 / JE RK 19-290)
beschikking van 19 december 2019
inzake

1.[verzoekster] ,

verder te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
voorheen advocaat: mr. A.J. de Boer te Leeuwarden,
thans zonder advocaat,

2.[verzoeker] ,

verder te noemen: de vader,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. A.J. de Boer te Leeuwarden,
en
de raad voor de kinderbescherming, regio Noord Nederland,
locatie Groningen,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
gevestigd te Assen,
verder te noemen: de GI.
Het hof verwijst naar de inhoud van de (tussen)beschikking van het hof van 3 september 2019.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Na de tussenbeschikking van het hof van 3 september 2019 is binnengekomen:
- een brief van 15 november 2019 van de GI met productie(s);
- een brief van de raad van 22 november 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. De Boer van 25 november 2019.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 december 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door mr. De Boer, [B] namens de raad en de heer [C] en mevrouw [D] namens de GI. De moeder is niet verschenen. Mr. De Boer heeft ter zitting aangegeven dat zij niet langer optreedt als advocaat voor de moeder.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Aan het hof ligt nog ter beoordeling voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] over de periode van 1 januari 2020 tot 20 juni 2020.
2.2
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat de gronden voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige] over de periode van 1 januari 2020 tot 20 juni 2020 aanwezig zijn. Het hof overweegt daartoe als volgt.
2.3
Hoewel de GI vanaf de tussenbeschikking van 3 september 2019 verschillende instanties heeft benaderd voor het laten uitvoeren van een (perspectief)onderzoek, hebben deze instanties daaraan om uiteenlopende redenen geen uitvoering kunnen geven. Sinds die tussenbeschikking zijn de omstandigheden van de ouders echter ingrijpend gewijzigd in die zin dat de ouders inmiddels feitelijk uit elkaar zijn en zullen gaan scheiden. Op 7 oktober 2019 heeft de GI van [E] het bericht ontvangen dat er op 31 augustus 2019 huiselijk geweld heeft plaatsgevonden in de woning van de ouders. De moeder heeft erkend dat er sprake was van huiselijk geweld en ook dat dit vaker tijdens het huwelijk plaatsvond. Zij heeft aangifte gedaan tegen de vader van mishandeling. De moeder verblijft op het moment in een toevluchtsoord in [F] en is niet van plan om terug naar Nederland te gaan. Zij probeert een leven in [F] op te bouwen en wil dat de oudste vier kinderen bij haar komen wonen. Bovendien is de moeder inmiddels in verwachting van haar zesde kind. Gelet op deze nieuwe ontwikkelingen en de ernstige zorgen over het huiselijk geweld, acht het hof het van belang dat de continuïteit van de dagelijkse verzorging en opvoeding en de veiligheid van [de minderjarige] in het pleeggezin gewaarborgd blijft. Voordat een eventuele terugplaatsing van [de minderjarige] mogelijk is, dient duidelijk te worden wat de veiligheidsrisico's zijn bij de vader en de moeder, wat hun pedagogische vaardigheden en mogelijkheden zijn en welke ouder de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] op zich zou kunnen nemen. Zowel de vader, de raad en de GI hebben ter zitting aangegeven dat eerst een dergelijk (perspectief)onderzoek dient plaats te vinden voordat een eventuele plaatsing van [de minderjarige] bij een van de ouders aan de orde kan zijn.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof beslissen als hierna vermeld.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 20 juni 2019 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover het betreft de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg over de periode van 1 januari 2020 tot 20 juni 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en C. Koopman, bijgestaan door mr. I.M. Klaver als griffier, en is op 19 december 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.