ECLI:NL:GHARL:2019:11127

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
21-006243-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal in vereniging van babyvoeding door onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal in vereniging van elf pakken Nutrilon babyvoeding, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting op 12 december 2019 heeft het hof het dossier en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, bestudeerd. De advocaat-generaal had gevorderd tot bewezenverklaring van de diefstal en een gevangenisstraf van 30 dagen, maar het hof kwam tot een andere conclusie.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde diefstal. De herkenning van de verdachte door een getuige was problematisch en de enkele fotoherkenning bood onvoldoende basis voor een veroordeling. Het hof heeft vastgesteld dat er meerdere aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij de diefstal, maar dat het bewijs niet overtuigend genoeg was om tot een veroordeling te komen. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van andere ten laste gelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof onderworpen was, en het hof deed opnieuw recht door de verdachte vrij te spreken van de diefstal.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006243-17
Uitspraak d.d.: 23 december 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 31 oktober 2017 met parketnummer 16-652450-17 in de strafzaak tegen

[verdachte ]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van de tijd die door hem in voorarrest is doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Op 14 november 2017 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Blijkens appelakte is het hoger beroep onbeperkt ingesteld en niet beperkt tot de veroordeling van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 31 oktober 2017, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken. De rechtbank heeft verdachte ter zake van de onder 1 ten laste gelegde diefstal door twee of meer verenigde personen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van de tijd die door hem in voorarrest is doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2017 te [pleegplaats] , althans in het arrondissement Midden‑Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elf, althans een of meerdere pakken Nutrilon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Verdachte wordt onder 1 verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen van 11 pakken Nutrilon babyvoeding, toebehorende aan een [slachtoffer] . Verdachte heeft dit feit ontkend. Hij heeft verklaard dat het een andere donkere jongen is geweest die de diefstal heeft gepleegd.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De herkenning van verdachte door de [getuige] is dusdanig problematisch en twijfelachtig dat deze dient te worden uitgesloten van het bewijs. Het dan resterende wettig bewijs is onvoldoende voor een bewezenverklaring, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde feit.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat uit de inhoud van het strafdossier meerdere aanwijzingen bestaan dat het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde diefstal in vereniging. Het dossier bevat evenwel onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan voornoemde winkeldiefstal op 11 april 2017.
Bij dit oordeel heeft het hof tevens betrokken dat [getuige] door verbalisant [verbalisant] op 14 april 2017 een enkele foto van verdachte is getoond ter herkenning. Het hof heeft in dit geval te veel aarzelingen over de betrouwbaarheid van de herkenning door [getuige] . De uitkomst van die fotoconfrontatie vormt daarom geen overtuigend bewijs.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 23 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.