Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
"Doel is om duidelijk te maken dat de leiding een groot probleem heeft met het gedrag van [verzoeker] ".Dat Krans niet geprobeerd heeft [verzoeker] te confronteren met door haar niet gewenst gedrag is dan ook onjuist. Met de mededeling dat hij nu een laatste waarschuwing kreeg omdat de maat voor Krans vol was, heeft Krans dan ook geen verstoorde arbeidsverhouding veroorzaakt, maar vastgesteld dàt daarvan sprake was en dat [verzoeker] zijn gedrag zou moeten aanpassen om te voorkomen dat dit tot een beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst zou leiden.
niethet geval is), moet worden vastgesteld dat [verzoeker] in gebreke is met de onderbouwing van de door hem verzochte vergoeding. Daarvoor is noch in eerste aanleg door de vorige gemachtigde van [verzoeker] (toen het nog om € 60.000,- ging), noch in hoger beroep ook maar enig toegelicht gezichtspunt aangereikt. De Hoge Raad heeft in de Zinzia-zaak (HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878) overwogen dat de omvang van de billijke vergoeding zich naar zijn aard moeilijk laat motiveren. Het hof moet voldoende inzicht geven in de omstandigheden die tot de hoogte hebben geleid
"in het kader van de beoordeling van wat partijen daartoe hebben aangevoerd."Ook dit staat aan de toekenning van een billijke vergoeding in de weg nu zelfs aan een minimale invulling van de stelplicht niet is voldaan.
6.De beslissing
- compenseert de proceskosten in de zaak van het verzoek;
- veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten in de zaak van het tegenverzoek, aan de zijde van Krans vastgesteld op € 400,- voor salaris gemachtigde;