ECLI:NL:GHARL:2019:1165

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.203.653
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens bedrijfsmatige huurovereenkomst en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen. De betrokkene, als kentekenhouder, had een administratieve sanctie van € 112,- ontvangen voor een overtreding die plaatsvond op 8 april 2014. De gemachtigde van de betrokkene voerde in hoger beroep aan dat het voertuig ten tijde van de overtreding bedrijfsmatig was verhuurd, en overhandigde een huurovereenkomst en een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Het hof oordeelde dat de huurovereenkomst, waarbij de betrokkene als verhuurder optrad, voldeed aan de eisen van artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Het hof concludeerde dat de betrokkene als kentekenhouder een disculpatiemogelijkheid toekwam, omdat hij kon aantonen dat het voertuig op het moment van de overtreding was verhuurd. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de administratieve sanctie werd vernietigd en het bedrag dat door de betrokkene was gestort ter zekerheid moest worden gerestitueerd.

Daarnaast werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 1024,- bedroegen. Dit arrest is uitgesproken ter openbare zitting, waarbij mr. Beswerda de uitspraak deed in aanwezigheid van mr. Pranger als griffier.

Uitspraak

WAHV 200.203.653
6 februari 2019
CJIB 180908978
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 6 oktober 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

Het hof heeft de zaak teruggewezen naar de rechtbank. Daarna heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 4 oktober 2018 zijn aanvullende gronden van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen. Een kopie daarvan is doorgestuurd aan de advocaat-generaal.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 112,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 15 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 8 april 2014 om 13:16 uur op de A12 rechts te Woerden met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep - onder meer - aan dat het voertuig bedrijfsmatig was verhuurd ten tijde van de onderhavige gedraging. De betrokkene had het voertuig via zijn bedrijf ' [C] Autoverhuur' verhuurd voor een periode van zeven dagen. De gemachtigde verwijst naar de huurovereenkomst dat in hoger beroep, en ook in eerdere procedures, is overlegd, waaruit dit zou blijken. Voorts heeft hij een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd en een kopie van de ID-kaart van de huurder van het voertuig.
3. Niet is betwist dat het voertuig met kenteken [0-YYY-00] op naam staat van de betrokkene, zodat hij als kentekenhouder een beroep kan doen op artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv).
4. Artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
''De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig was.''
5. Op grond van artikel 5 van de Wahv is de inleidende beschikking opgelegd aan de betrokkene - [betrokkene] - in de hoedanigheid van kentekenhouder. Uit de overgelegde huurovereenkomst blijkt dat het voertuig met het onder 1. vermelde kenteken in de periode van 7 april 2014 om 17:50 uur tot en met 14 april 2014 om 19:06 uur was verhuurd door ' [C] Autoverhuur' aan ene [D] .
6. De vraag die thans ter beoordeling ligt is voornoemde huurovereenkomst is aan te merken als een huurovereenkomst in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv.
7. In zijn arrest van 4 mei 1993 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:1993:ZC9348) heeft de Hoge Raad hieromtrent overwogen dat de wetgever klaarblijkelijk heeft beoogd de verhuurder op wiens naam het kenteken staat bij uitzondering en slechts dan niet op grond van artikel 5 van de Wahv aansprakelijk te doen zijn voor een in dat artikel bedoelde gedraging, indien de verhuurder door overlegging van een van de totstandkoming van de huurovereenkomst opgemaakt bewijsstuk, kan aantonen dat hij ten tijde van de gedraging het motorrijtuig met bedoeld kenteken heeft verhuurd voor ten hoogste de in artikel 8 van de Wahv genoemde periode aan een daarin met name genoemde huurder.
8. Gelet hierop moet voor de toepassing van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv een huurovereenkomst zijn overgelegd, waarbij de kentekenhouder partij is.
9. Het hof is - anders dan de kantonrechter - van oordeel dat in de onderhavige zaak wel het geval is. Uit de overgelegde kopie van het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat de betrokkene eigenaar is van ' [C] Autoverhuur', een eenmanszaak met als activiteit de verhuur van personenauto's en lichte bedrijfsauto's. Naar het oordeel van het hof kan de betrokkene daarom worden aangemerkt als verhuurder die de overeenkomst is aangegaan. Nu de betrokkene ook de kentekenhouder van het voertuig is, is sprake van een huurovereenkomst waarbij de kentekenhouder partij is.
10. Het voorgaande brengt mee dat aan de betrokkene een disculpatiemogelijkheid in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv toekomt. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen. Het hof verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking. Het tot zekerheid gestelde bedrag dient aan de betrokkene te worden gerestitueerd.
11. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter, het verschijnen ter zitting bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift dienen in totaal vier procespunten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1024,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
vernietigt de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 180908978 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1024,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.