ECLI:NL:GHARL:2019:121

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.215.678 ev
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zekerheidstelling en draagkrachtverweer in verkeerssancties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verzoek tot nihilstelling van de zekerheidstelling door de betrokkene, die niet tijdig aan de dossiers was toegevoegd door de CVOM. Hierdoor kon de kantonrechter ten onrechte geen rekening houden met het gevoerde draagkrachtverweer. De gemachtigde van de betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen door de kantonrechter. De advocaat-generaal had een verweerschrift ingediend, maar de gemachtigde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.

Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene niet binnen de wettelijke termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten. De gemachtigde voerde aan dat het verzoek tot nihilstelling van de zekerheidstelling was ingediend, maar deze brief was niet tijdig aan de dossiers toegevoegd. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het draagkrachtverweer, ondanks dat dit verweer buiten de termijn was gevoerd. Het hof heeft de beslissingen van de kantonrechter vernietigd en de zaken teruggeworpen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

Daarnaast heeft het hof de proceskosten voor vergoeding in aanmerking gebracht en de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 256,-. Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.215.678 en 200.215.682
9 januari 2019
CJIB 192368556 en 189664352
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissingen
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 30 maart 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
gevestigd te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft de beroepen van de betrokkene tegen de beslissingen van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. In hoger beroep is niet bestreden, dat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid (oud), van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten en evenmin dat de betrokkene dit verzuim niet binnen een nader gestelde termijn heeft hersteld.
2. De gemachtigde voert aan dat bij brief van 2 maart 2017 een verzoek tot nihilstelling van de zekerheidstelling is ingediend. In genoemde brief is dit verzoek in drie zaken gedaan. Naar aanleiding van de beslissing van de kantonrechter heeft de gemachtigde contact gehad met de CVOM en is gebleken dat de brief niet in de dossiers van de onderhavige twee zaken terecht is gekomen.
3. Bij brief van 19 oktober 2016 is de betrokkene gewezen op de wettelijke verplichting om vóór de behandeling van het beroepschrift door de kantonrechter zekerheid te stellen voor het bedrag van de sanctie en de administratiekosten. Bij brief van 6 november 2016, gericht aan zijn gemachtigde, is de betrokkene opnieuw in de gelegenheid gesteld om zekerheid te stellen.
4. De advocaat-generaal heeft in het verweerschrift aangevoerd dat het op 2 maart 2017 gedane verzoek tot nihilstelling van de zekerheidstelling is gedaan nadat de termijn voor zekerheidstelling was verlopen op 21 november 2016. Desondanks had de kantonrechter in diens beslissing erop dienen te wijzen dat dit een draagkrachtverweer was waar geen rekening mee hoefde te worden gehouden. De advocaat-generaal verzoekt tot bevestiging van de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden.
5. Het hof stelt vast dat de door de gemachtigde genoemde brief van 2 maart 2017 zich in het dossier bevindt. Uit de ontvangststempel blijkt dat de CVOM de brief op 6 maart 2017 heeft ontvangen. Op 28 maart 2017 heeft de CVOM de brief doorgestuurd naar de rechtbank. Blijkens de ontvangststempel is de brief op 3 april 2017 ontvangen. De brief is de bij de rechtbank binnengekomen nadat op 30 maart 2017 uitspraak was gedaan in onderhavige zaken.
6. Het hof stelt vast dat de brief van 2 maart 2017, dat als een op de zaak betrekking hebbend stuk dient te worden aangemerkt, niet tijdig aan de dossiers is toegevoegd ten gevolge waarvan de kantonrechter met het gevoerde draagkrachtverweer ten onrechte geen rekening heeft kunnen houden. Hieraan kan niet afdoen dat de gemachtigde het draagkrachtverweer heeft gevoerd buiten de termijn waarbinnen zekerheid had moeten worden gesteld. Alhoewel volgens vaste jurisprudentie daartoe niet verplicht, is het aan de kantonrechter of hij met een tardief draagkrachtverweer rekening houdt.
7. Het hof ziet in voormelde gang van zaken aanleiding de beslissingen van de kantonrechter te vernietigen en de zaken terug te wijzen naar de rechtbank met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
8. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Het hof stelt vast dat onderhavige zaken samenhangende zaken zijn in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De factor in verband met samenhangende zaken bedraagt gelet op het aantal zaken 1. Aan het indienen van een hoger beroepschrift dienen in totaal één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 256,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissingen en wijst de zaken terug naar de rechtbank Noord-Holland ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene ter hoogte van € 256,-, over te maken op de bankrekening van [B] : [00000] .
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.