ECLI:NL:GHARL:2019:127

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.215.047
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersveiligheid en sanctie bij niet volgen van voorsorteerstrook op kruispunt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 april 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene is opgelegd voor het niet volgen van de richting die de voorsorteerstrook aangeeft op een kruising. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond had verklaard. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar de betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie heeft vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond heeft verklaard. De kantonrechter heeft echter niet adequaat gemotiveerd waarom het verweer van de betrokkene, dat de verkeersveiligheid niet in gevaar was gebracht, niet is meegenomen in de overwegingen. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd gekregen voor de gedraging die op 22 januari 2016 om 8:40 uur plaatsvond op de Maasdijk te Raamsdonksveer.

Het hof heeft de relevante wetgeving, met name artikel 62 en artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, in overweging genomen. Het hof concludeert dat de kantonrechter de beslissing terecht ongegrond heeft verklaard, maar met verbetering van gronden. De betrokkene heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de sanctie achterwege zou moeten blijven of gematigd zou moeten worden. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden.

Uitspraak

WAHV 200.215.047
9 januari 2019
CJIB 195691771
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant
van 4 april 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De betrokkene voert aan dat de kantonrechter het motiveringsbeginsel heeft geschonden. De kantonrechter gaat in zijn uitspraak niet in op het verweer van de betrokkene dat alsnog een andere richting dan de voorsorteerstrook aangeeft mag worden gekozen als de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
2. Het hof stelt allereerst vast dat de kantonrechter, gelet op de overwegingen, de beslissing van de officier van justitie heeft vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond heeft verklaard. In het dictum van de beslissing is, in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), slechts opgenomen dat de kantonrechter het beroep ongegrond verklaart. Dit kan worden beschouwd als een kennelijke fout. Het hof zal het dictum daarom verbeterd lezen: de kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.
3. Het hof stelt verder vast dat de kantonrechter ten aanzien van het beroep tegen de inleidende beschikking in de motivering van zijn beslissing enkel heeft overwogen dat de door de betrokkene aangehaalde uitspraak aan dit gebod niets afdoet. Door niet in te gaan op het verweer van de betrokkene met betrekking tot het in gevaar brengen van de verkeersveiligheid heeft de kantonrechter, mede gelet op het hiernavolgende, zijn beslissing niet deugdelijk gemotiveerd.
4. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “op een kruising niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft”, welke gedraging zou zijn verricht op 22 januari 2016 om 8:40 uur op de Maasdijk te Raamsdonksveer met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
5. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 62 in verbinding met artikel 78, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), hetgeen, kort gezegd, inhoudt dat bestuurders die de rijbaan volgen verplicht zijn op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft.
6. De Nota van Toelichting bij artikel 78 van het RVV 1990 luidt, voor zover hier van belang:
“Met de nieuwe tekst wordt bereikt dat de bestuurder die van voorsorteerstrook wisselt daarop kan worden aangesproken zelfs al is ter plaatse geen doorgetrokken streep toegepast. In dergelijke gevallen kan van de bestuurder immers niet worden gezegd dat hij bij het volgen van een bepaalde richting van de voorsorteerstrook gebruik heeft gemaakt omdat hij deze pas op een later moment is gaan berijden. Hiermee wordt een rustig verkeersbeeld bevorderd. Op kruispunten met voorsorteerstroken moeten bestuurders van de voorsorteerstrook die op hun richting betrekking heeft gebruik maken. Het ergerlijke rijstrook wisselen kan hiermee worden beperkt. Overigens verhindert de bepaling niet dat een bestuurder die constateert dat hij het onjuiste voorsorteervak berijdt de juiste strook opzoekt, voor zover hij daarmee de veiligheid niet in gevaar brengt. Pas in dergelijke gevallen is politieoptreden gewenst.”
7. De twee slotzinnen van de Nota van Toelichting moeten aldus worden begrepen dat de politieambtenaar in de bijzondere omstandigheden van het geval - zoals wanneer een bestuurder van rijstrook wisselt omdat hij zich bij vergissing in het verkeerde voorsorteervak bevindt - en onder de voorwaarde dat de veiligheid van het verkeer niet in gevaar is gebracht, aanleiding kan vinden om optreden achterwege te laten en geen administratieve sanctie op te leggen (HR 19 november 1996, VR 1997, 110).
8. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
9. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Voorsorteervak voor linksaf (Collegeweg), maar reed rechtdoor hierbij een tractor inhalen.”
10. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat de betrokkene de gedraging in hoger beroep niet ontkent, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof te beoordelen of er redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
11. Uit de Nota van Toelichting bij artikel 78 van het RVV 1990 blijkt dat de verbalisant in de bijzondere omstandigheden van het geval en onder de voorwaarde dat het overige verkeer niet in gevaar is gebracht, aanleiding kan zien om optreden achterwege te laten en geen administratieve sanctie op te leggen. De verbalisant heeft - nu hij een sanctie heeft opgelegd - kennelijk geen bijzondere omstandigheden aanwezig geacht die ertoe dienden te leiden dat politieoptreden achterwege moest blijven. De betrokkene werpt slechts de vraag op of de verkeersveiligheid in gevaar is gebracht, maar voert niet aan dat er sprake was van bijzondere omstandigheden en de verkeersveiligheid niet in gevaar is gebracht. Het hof is daarom van oordeel dat er geen redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
12. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep tegen de inleidende beschikking terecht ongegrond verklaard. Gelet op hetgeen onder 3. is overwogen zal het hof dit doen met verbetering van gronden.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.