ECLI:NL:GHARL:2019:1399

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.246.657
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor verkeersovertreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 11 september 2018 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij ook een verzoek om proceskostenvergoeding is gedaan. De zaak is behandeld op de zitting van 30 januari 2019, waar de gemachtigde van de betrokkene aanwezig was en de advocaat-generaal vertegenwoordigd was door mr. [D].

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter heeft miskend dat de hoorplicht is geschonden door de officier van justitie. Het hof oordeelt dat het verzoek om te worden gehoord in administratief beroep op de juiste wijze is gedaan en dat er geen uitzonderingsgevallen zijn. De beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd, evenals de beslissing van de officier van justitie. De betrokkene was als kentekenhouder beboet voor het niet gebruiken van de rijbaan met een stilstaand voertuig op 16 maart 2017. De gemachtigde betwist dat de gedraging heeft plaatsgevonden en stelt dat de ambtenaar niet bevoegd was om de sanctie op te leggen.

Het hof concludeert dat de ambtenaar niet heeft kunnen vaststellen wie de bestuurder was, omdat deze zich niet in de onmiddellijke nabijheid van het voertuig bevond. De sanctie is terecht aan de kentekenhouder opgelegd, maar het hof vernietigt de eerdere beslissingen en verklaart het beroep gegrond. De advocaat-generaal wordt veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 896,-. Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.246.657
13 februari 2019
CJIB 205982672
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 11 september 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 januari 2019. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [D] .

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter heeft miskend dat de hoorplicht is geschonden door de officier van justitie.
2. Het hof stelt vast dat het verzoek om te worden gehoord in administratief beroep op de juiste wijze is gedaan en dat zich geen uitzonderingsgevallen voordoen. De kantonrechter heeft dit miskend. Het hof zal dan ook - in het licht van bestendige, bekende en niet nader te bespreken vaste rechtspraak van het hof op dit punt - de beslissing van de kantonrechter vernietigen, net als de beslissing van de officier van justitie.
3. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “met een stilstaand voertuig niet de rijbaan gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 16 maart 2017 om 17:18 uur op de Weesperstraat te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
4. De gemachtigde betwist dat de gedraging is verricht. Er zijn geen bewijsstukken overgelegd waaruit ondubbelzinnig volgt dat de gedraging is verricht. Verder voert hij aan dat ten onrechte op kenteken is bekeurd. De ambtenaar heeft blijkens het zaakoverzicht de bekeuring aangezegd aan de bestuurder en ook met diegene gesproken. Hij had dan ook tot staandehouding moeten overgaan. Tot slot stelt de gemachtigde dat niet is gebleken dat de ambtenaar ter zake van de opsporing van deze overtreding bevoegd is en dat de certificaten daartoe in orde zijn.
5. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
6. In het dossier zit een aanvullend proces-verbaal van 27 juni 2017. De ambtenaar verklaart hierin - voor zover hier relevant - dat het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] stond geparkeerd op een weggedeelte dat is bestemd voor het verkeer van voetgangers, zijnde een voetpad c.q. trottoir. Er is ook een foto bijgevoegd. Op deze foto is het geparkeerde voertuig met het hiervoor vermelde kenteken te zien. Er is geen bestuurder bij het voertuig aanwezig.
7. Bij de stukken bevindt zich voorts een aanvullend proces-verbaal, dat de ambtenaar op
2 januari 2018 op ambtsbelofte heeft opgemaakt. Hij verklaart hierin het volgende:
''Op donderdag 21 juni 2018, omstreeks 17:13 uur, (het hof begrijpt: ''16 maart 2017'' en ''17:18'') bevond ik mij in een opvallend voertuig zijnde een vrachtwagen van de politie op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Weesperstraat, ter hoogte van 61, te Amsterdam.
Hoewel het enige tijd geleden is, kan ik mij de overtreding nog goed herinneren. Aangekomen bij bovengenoemd voertuig heb ik 5 minuten waarnemingstijd gehanteerd voordat ik begon met verbaliseren. Toen ik bijna klaar was met de bekeuring kwam betrokkene boos naar buiten lopen en beweerde dat zijn voertuig op het trottoir mocht staan. Ik heb betrokkene verteld dat hij in bezwaar kon gaan. Vervolgens was betrokkene intimiderend bezig door mij te filmen.
Aangezien ik betrokkene niet te overtreding heb zien maken, heb ik er geen staandehouding van gemaakt.''
8. Artikel 5 van de Wahv bepaalt dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet
aanstondsis vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.
9. Uit de hiervoor onder 7. vermelde verklaring blijkt dat de ambtenaar gedurende vijf minuten geen activiteit bij het voertuig heeft waargenomen. Dit impliceert dat er in die tijd geen personen bij het voertuig aanwezig zijn geweest. Dit volgt ook uit de foto die door de ambtenaar is overgelegd bij het proces-verbaal van aanvulling. Derhalve is ten tijde van de constatering van de onderhavige gedraging niet aan de ambtenaar bekend geworden of de bestuurder zich in de onmiddellijke nabijheid van het voertuig bevond. Derhalve heeft de ambtenaar niet aanstonds kunnen vaststellen wie de bestuurder van het voertuig was. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de ambtenaar een reële mogelijkheid heeft gehad de bestuurder staande te houden. Dat de bestuurder even later ten tijde van het uitschrijven van de boete de verbalisant heeft aangesproken, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Ten aanzien van het punt van de gemachtigde over de in het zaakoverzicht opgenomen opmerking van de ambtenaar dat hij de bekeuring heeft aangezegd aan de persoon die naar buiten kwam lopen, overweegt het hof dat het, anders dan de gemachtigde, het ervoor houdt dat de ambtenaar tegen die persoon heeft gezegd dat er een bekeuring volgt en dat daartegen bezwaar kan worden gemaakt. De sanctie is - overeenkomstig artikel 5 van de Wahv - dan ook terecht aan de kentekenhouder van het voertuig opgelegd.
10. Voor het overige houdt het betoog van de gemachtigde niet meer in dan de enkele ontkenning dat de gedraging is verricht. Door de gemachtigde zijn geen voor deze zaak specifieke feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de verklaringen van de ambtenaar. Ook overigens uit het dossier blijkt niet van dergelijke feiten of omstandigheden. Het hof is dan ook van oordeel dat is komen vast te staan dat de gedraging is verricht en ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen reden om aan te nemen dat de ambtenaar niet bevoegd was om daarvoor een sanctie op te leggen.
11. Het beroep tegen de inleidende beschikking is ongegrond.
11. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het hoger beroepschrift, het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het verschijnen ter zitting bij het hof en de nadere toelichting op het hoger beroep dienen in totaal drieënhalf punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 896,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 896,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.