ECLI:NL:GHARL:2019:1430

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.215.188
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor niet-conforme kentekenplaat met NL-sticker

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een administratieve sanctie die is opgelegd aan de betrokkene wegens het niet voldoen van zijn kentekenplaat aan de gestelde eisen. De betrokkene had een NL-sticker op zijn kentekenplaat geplakt, waardoor deze niet meer voldeed aan de regelgeving. De kantonrechter had eerder het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De betrokkene was van mening dat de sanctie niet in verhouding stond tot de ernst van de gedraging en dat de verbalisant met een waarschuwing had kunnen volstaan.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene de gedraging had verricht door de sticker aan te brengen, wat in strijd is met de Wegenverkeerswet en het Kentekenreglement. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de vastgestelde sanctie af te wijken. De betrokkene had geen argumenten aangedragen die de juistheid van de gegevens in twijfel trokken. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af. De uitspraak benadrukt dat de bevoegdheid van de verbalisant om een sanctie op te leggen discretionair is en dat de omstandigheden van de zaak niet voldoende waren om de hoogte van de sanctie te matigen.

Uitspraak

WAHV 200.215.188
14 februari 2019
CJIB 195269172
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 9 maart 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen (feitcode K405)”, welke gedraging zou zijn verricht op 8 januari 2016 om 8.25 uur op de Hoofdstraat te Mechelen met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene is van mening dat door de afhandeling van deze zaak geen sprake is van rechtvaardigheid. Het plakken van een sticker heeft niets te maken met een verkeersactie of verkeershandeling of met obstructie van verkeerskentekens die nodig zijn voor de instandhouding van de verkeersadministratie. De betrokkene vindt de hoogte van de sanctie niet in verhouding staan tot de ernst van de gedraging. Hij vindt dat de verbalisant met een waarschuwing had kunnen volstaan. De betrokkene gunt de verbalisant geen premie voor het uitreiken van een bon voor een overtreding die de verbalisant zelf niet kende.
De betrokkene heeft bij zijn beroepschrift een door hem geschreven boekje gevoegd.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Gedragingsgegevens: Ik, verbalisant, zag dat de betrokkene een NL-sticker op de kentekenplaat had geplakt en daarmee op de openbare weg reed. Zie de bijgevoegde foto.
(…)
Verklaring betrokkene: "Ik heb een hekel aan de EU. Daarom plak ik er een NL-sticker op de kentekenplaat."
5. Artikel 40 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW 1994) luidt als volgt, voor zover van belang:
“ 1. Het kenteken dient behoorlijk zichtbaar op of aan het motorrijtuig of de aanhangwagen aanwezig te zijn.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels vastgesteld omtrent de inrichting, het aanbrengen en de verlichting van het kenteken en worden regels vastgesteld omtrent de kentekenplaat en de onderdelen daarvan, alsmede de daarop aan te brengen merken.
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het bepaalde krachtens het tweede lid. (…)”
6. De bij feitcode K405 behorende gedraging is een overtreding van artikel 5, eerste lid juncto derde lid, van het op de WVW 1994 gebaseerde Kentekenreglement (verder: Kr), luidende:
“1. Het kenteken wordt aangebracht op een plaat die behoort tot een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde soort.
De in het eerste lid bedoelde plaat en de onderdelen daarvan zijn in bij ministeriële regeling vast te stellen gevallen voorzien van bij die regeling vast te stellen merken.”
7. Nadere eisen ten aanzien van de kentekenplaat zijn gesteld in de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000 en de Regeling Kentekens en Kentekenplaten (verder: Rkk).
Artikel 2 van de Rkk bepaalt: "Het Europese embleem en de landenindicator moeten in geel respectievelijk in wit zijn aangebracht op een blauwe retroreflecterende achtergrond overeenkomstig de modellen D1 of D2 van de bijlage."
8. De betrokkene erkent een sticker op de kentekenplaat te hebben aangebracht, over het Europese embleem. Door zijn handelen heeft de betrokkene een wijziging aan de kentekenplaat aangebracht, waardoor deze niet meer aan de gestelde eisen voldoet.
Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
9. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
10. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Wahv is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefsmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
11. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval geen sprake van bijzondere omstandigheden als vorenbedoeld. Dat geen sprake is of zou zijn van een verkeersactie of verkeershandeling of obstructie van verkeerskentekens die nodig zijn voor de instandhouding van de verkeersadministratie en dat de betrokkene de verkeersveiligheid niet in gevaar zou hebben gebracht, vormen geen omstandigheden die aanleiding geven af te wijken van de vastgestelde tarieven. Het verrichten van een gedraging als de onderhavige kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen. De mogelijkheid tot oplegging van een sanctie als de onderhavige heeft de regelgever niet afhankelijk gesteld van gevaarzetting. Om die reden kan niet worden gezegd dat de omstandigheden dusdanig zijn dat het bedrag van de sanctie dient te worden gematigd of dat oplegging van de sanctie achterwege dient te blijven.
12. Het bezwaar dat de verbalisant hier had moeten volstaan met een waarschuwing treft geen doel. De bevoegdheid van een verbalisant om, indien een gedraging is verricht, al dan niet een sanctie op te leggen, is discretionair van aard, zodat het hof deze slechts marginaal kan toetsen. In dit geval is geen aanleiding voor het oordeel dat de verbalisant niet in redelijkheid, bij afweging van de betrokken belangen, tot de beslissing heeft kunnen komen om de sanctie op te leggen.
13. De kantonrechter heeft het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.