ECLI:NL:GHARL:2019:1432

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.217.424
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • A. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over administratieve sanctie wegens snelheidsovertreding met mobiele trajectsnelheidsmeter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 2 mei 2017 een administratieve sanctie van € 279,- had opgelegd aan de betrokkene wegens overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De overtreding vond plaats op 21 april 2016 om 06.16 uur op de Houtribweg te Lelystad, waar de betrokkene met een snelheid van 80 km/h zou hebben gereden, terwijl de toegestane snelheid 50 km/h was. De betrokkene ontkent deze snelheid te hebben gereden en betwist de wijze van meten door de verbalisanten. Hij stelt dat de verbalisanten stil stonden langs de weg en dat dit op de foto te zien is, terwijl de meting nog niet was begonnen. De betrokkene heeft concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten.

Het hof overweegt dat de verklaring van de ambtenaar niet automatisch als juist wordt aangenomen. De betrokkene hoeft niet het bewijs van zijn onschuld te leveren, maar moet wel met specifieke feiten en omstandigheden komen die twijfel aan de verklaring van de ambtenaar rechtvaardigen. Het hof concludeert dat de gegevens in het zaakoverzicht en de foto van de meting geen aanleiding geven om aan de juistheid van de meting te twijfelen. De meting is uitgevoerd met een goedgekeurde mobiele trajectsnelheidsmeter en de betrokkene heeft niet overtuigend aangetoond dat de meting onjuist is. Het hof bevestigt daarom de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

WAHV 200.217.424
14 februari 2019
CJIB 197448786
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 2 mei 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 279,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid binnen de bebouwde kom, (verkeersbord A1) met 27 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 21 april 2016 om 06.16 uur op de Houtribweg te Lelystad met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene ontkent 80 km per uur gereden te hebben. Hem is nooit getoond waar de verbalisanten zijn begonnen met meten en waar de meting is geëindigd. De betrokkene stelt dat de verbalisanten stil stonden langs de weg en dat dit op de foto te zien is. Op de foto is zijn voertuig niet te zien. Wel zijn op de foto de gemeten meters te zien, terwijl de meting toen nog niet eens was begonnen. De verbalisanten moesten eerst drie auto's inhalen om achter hem te komen en daardoor lag hun gemiddelde snelheid beduidend hoger. De verbalisanten stellen dat de tussenafstand bij de start van de meting 40 meter was en bij het einde 85 meter. De betrokkene vraagt zich af waarom ze het doelvoertuig laten uitlopen als ze zijn snelheid willen meten. De betrokkene begrijpt dat de verklaring van de verbalisant in beginsel de grondslag is voor de vaststelling dat de gedraging is verricht, maar hij heeft juist feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan die verklaring. Daar is tot nog toe niet naar geluisterd.
3. Ten aanzien van dit laatste overweegt het hof dat het niet zo is dat de ambtenaar altijd in het gelijk wordt gesteld en op zijn woord wordt geloofd. Als de verklaring van de ambtenaar voor juist wordt gehouden, is diens verklaring een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Of de verklaring van de ambtenaar voor juist wordt gehouden is ervan afhankelijk of de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van die verklaring dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. De betrokkene hoeft dus niet het bewijs van zijn onschuld te leveren, maar van de betrokkene mag wel worden verwacht dat hij door middel van concrete feiten en omstandigheden een begin van twijfel aan de juistheid van de verklaring van de ambtenaar aandraagt.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“De werkelijke gemiddelde snelheid stelde ik vast met behulp van een voor de meting geteste, goedgekeurde en op de voorgeschreven wijze gebruikte mobiele trajectsnelheidsmeter op basis van de factoren tijd en afstand. Dit houdt in dat de tijdmeting en de afstandmeting gelijktijdig werden gestart om de eigen gemiddelde snelheid van het meetvoertuig te meten. Vervolgens werden, na tenminste de volgens de instructie van de fabrikant minimaal voorgeschreven tijdsduur, de tijdmeting en de afstandmeting gelijktijdig gestopt. Bij deze meting reed het doelvoertuig voor het meetvoertuig en liep het doelvoertuig zichtbaar op het meetvoertuig uit. Ik zag namelijk dat bij het einde van de meting de afstand tussen het meetvoertuig en het doelvoertuig zichtbaar groter was dan bij de start van de meting. Het doelvoertuig heeft dus tenminste dezelfde snelheid gemiddelde snelheid gereden als het meetvoertuig, immers de met het doelvoertuig afgelegde afstand was groter dan de in de onderstaande meting vermelde afgelegde wegafstand. De meting werd op dusdanige wijze uitgevoerd dat in het voordeel van het doelvoertuig werd gemeten. Derhalve kan gesteld worden dat het doelvoertuig met tenminste de gemeten gemiddelde snelheid heeft gereden.
Afgelegde wegafstand: 732 m.
Gebruikte tijd: 32.92 sec.
Gemeten (afgelezen) gemiddelde snelheid: 80 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) gemiddelde snelheid: 77 km per uur.
Toegestane snelheid: 50 km per uur.
Overschrijding met: 27 km per uur.
Tussenafstand start meting: 40 m.
Tussenafstand einde meting: 85 m.”
5. Verder bevat het dossier een foto. Dit betreft een foto van de resultaten van de meting. De gegevens die daarop zijn te zien komen overeen met de gegevens die zijn genoemd in het zaakoverzicht.
6. Het hof ziet in wat de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de gegevens in het zaakoverzicht. Uit de foto die zich in het dossier bevindt kan niet worden afgeleid dat de verbalisanten stil stonden langs de weg voordat ze aan de meting begonnen. Omdat dit een foto van het resultaat van de meting is, is het voertuig van de betrokkene daarop niet te zien. De betrokkene is staandegehouden en uit zijn beroepschriften blijkt dat hij weet tegen welke gedraging hij zich dient te verdedigen. Dat in het zaakoverzicht niet precies is opgenomen waar de meting is gestart en geëindigd, geeft geen aanleiding om aan het resultaat te twijfelen. Bij de meting hebben de verbalisanten hun eigen gemiddeld gereden snelheid gemeten. Doordat het doelvoertuig tijdens de meting is uitgelopen, is vast te stellen dat het doelvoertuig in ieder geval ook de gemeten snelheid heeft gereden omdat het doelvoertuig in dezelfde tijd een grotere afstand heeft afgelegd dan de vermelde wegafstand. Op die manier is in het voordeel van het doelvoertuig gemeten. Niet is vereist om het doelvoertuig op gelijke afstand te blijven volgen om tot een betrouwbaar meetresultaat te komen.
7. Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. De kantonrechter heeft het beroep terecht ongegrond verklaard en daarom zal het hof die beslissing bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.