ECLI:NL:GHARL:2019:1660

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.218.192
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens gebrekkige bebording en schending van procesrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 13 april 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens overschrijding van de maximumsnelheid op de A12 te 's-Gravenhage. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde voerde aan dat hij niet was uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter, wat een schending van artikel 12 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) zou zijn. Het hof constateerde dat er geen bewijs was dat de oproepingsbrief correct was verzonden, waardoor de betrokkene niet adequaat in de gelegenheid was gesteld om zijn zienswijze toe te lichten. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kon blijven.

Vervolgens beoordeelde het hof de bezwaren van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie, die een administratieve sanctie van € 83,- had opgelegd voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 11 km/h. De gemachtigde betwistte de geldigheid van de bebording ter plaatse. Het hof oordeelde dat de overgelegde schouwrapporten niet voldoende bewijs boden voor de juiste bebording, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de gedraging had plaatsgevonden zoals vastgesteld. Het hof vernietigde daarom de sanctiebeschikking en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 1.024,-.

Uitspraak

WAHV 200.218.192
20 februari 2019
CJIB 196427135
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 13 april 2017
betreffende
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Hierbij is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Wel zijn aanvullende stukken ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft hierop gereageerd.

Beoordeling

1. Allereerst voert de gemachtigde van de betrokkene aan dat hij niet is uitgenodigd om te verschijnen op de zitting van de kantonrechter, zodat het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) is geschonden. De beslissing van de kantonrechter kan daarom niet in stand blijven.
2. Het hof stelt vast dat zich in het dossier een aan de gemachtigde gerichte oproepingsbrief d.d. 22 maart 2017 bevindt voor de zitting van de kantonrechter op
13 april 2017. Bij gebreke van aangetekende verzending of een deugdelijke verzendadministratie bij de rechtbank blijkt echter niet of en wanneer deze oproepingsbrief aan de gemachtigde is verzonden. Zodoende kan niet worden vastgesteld dat de gemachtigde behoorlijk in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze op een openbare zitting toe te lichten. Dit brengt mee dat artikel 12, eerste lid, van de Wahv juncto artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht is geschonden.
3. Gelet op het voorgaande zal de beslissing van de kantonrechter worden vernietigd.
4. Thans ligt voor, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, de beoordeling van de bezwaren die namens de betrokkene zijn opgeworpen tegen de beslissing van de officier van justitie. Bij deze beslissing is het administratief beroep gericht tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Bij inleidende beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 83,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 11 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 13 maart 2016 om 16:20 uur op de A12 links (trajectcontrole) te 's-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
5. De gemachtigde bestrijdt dat ter plaatse een maximum snelheid van 80 km/h gold en dat de juiste bebording was geplaatst. Uit het dossier is niet gebleken dat voor aanvang van de trajectcontrole de bebording is gecontroleerd.
6. Het hof stelt vast dat uit de inleidende beschikking, in samenhang bezien met het zaakoverzicht, volgt dat is gemeten dat met het voertuig van de betrokkene met een snelheid van 91 km/h is gereden waar slechts 80 km/h was toegestaan. Aldus is een sanctie opgelegd voor het overtreden van de maximum snelheid met 11 km/h.
7. De advocaat-generaal heeft naar aanleiding van het verweer van de gemachtigde twee op ambtseed opgemaakte schouwrapporten overgelegd. Het hof is van oordeel dat het verweer van de gemachtigde door de inhoud van deze schouwrapporten niet afdoende wordt weerlegd. Uit de schouwrapporten blijkt dat op een bepaald gedeelte op de A12
rechtste Den Haag middels bebording een maximum snelheid van 70 km/h wordt aangegeven, terwijl op een ander gedeelte op de A12
rechtste Den Haag een maximum snelheid van 100 km/h geldt, aangegeven middels bebording A1. De onderhavige gedraging heeft plaatsgevonden op de A12
linkste Den Haag. De informatie uit de schouwrapporten is aldus niet bruikbaar voor het kunnen vaststellen van de bebording in de onderhavige zaak. Bij gebreke van informatie omtrent de bebording ter plaatse van de gedraging kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Dit leidt ertoe dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en zal deze beslissing, evenals de inleidende beschikking, worden vernietigd. Het tot zekerheid gestelde bedrag dient aan de betrokkene te worden gerestitueerd.
9. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter, het indienen van een hoger beroepschrift en het indienen van een nadere toelichting dient in totaal 3,5 procespunt te worden toegekend. Aan het telefonisch horen dient 1 punt te worden toegekend. Gelet op de door de gemachtigde geleverde inspanning zal het hof met gebruikmaking van de matigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, het voor het horen door de officier van justitie toegekende hele punt halveren. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.024,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 196427135 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.024,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.