ECLI:NL:GHARL:2019:2088

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
WAHV 200.213.801
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake beroepschrift tegen beslissing officier van justitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 28 december 2016 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft geen verweerschrift ingediend.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het beroep niet tijdig is ingesteld en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat hij het beroepschrift op 29 april 2016 aangetekend heeft verzonden en online frankering heeft betaald aan PostNL. Hij stelde dat het poststuk op 30 april 2016 zou worden bezorgd, maar het beroepschrift is pas op 4 mei 2016 door de CVOM ontvangen.

Het hof heeft beoordeeld of het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Volgens artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een beroepschrift dat binnen een week na het aflopen van de beroepstermijn per post binnenkomt nog op tijd, mits het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Het hof concludeert dat de gemachtigde niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift op 29 april 2016 aan een locatie van PostNL is aangeboden. De prints die zijn overgelegd, tonen niet aan dat het poststuk daadwerkelijk is afgegeven.

Daarom bevestigt het hof de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. Het hof oordeelt dat het beroep niet tijdig is ingesteld en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van kosten.

Uitspraak

WAHV 200.213.801
7 maart 2019
CJIB 194179094
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 28 december 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is ingesteld en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert onder verwijzing naar artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan dat hij het beroepschrift tijdig heeft ingediend. Hij heeft het beroepschrift d.d. 29 april 2016 aangetekend verzonden en online de frankering ervoor betaald aan PostNL. Toen hij die avond de informatie bij de verkregen track&trace-code raadpleegde, stond daar dat het beroepschrift op 30 april 2016 tussen 8.30 en 21.30 uur zou worden bezorgd. Bij telefonische navraag bij PostNL is hem meegedeeld dat het poststuk op 29 april 2016 is afgegeven en op 4 mei 2016 is bezorgd. Dit gesprek is opgenomen met een voice-recorder. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de gemachtigde enkele stukken overgelegd.
3. Niet in geschil is dat de termijn om beroep in te stellen tegen de beslissing van de officier van justitie in dit geval eindigde op 29 april 2016 en dat het beroepschrift op 4 mei 2016 door de CVOM is ontvangen.
4. Uit artikel 6:9 van de Awb volgt dat een beroepschrift dat binnen een week na het aflopen van de beroepstermijn per post binnenkomt nog op tijd is, mits het beroepschrift maar voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.
5. Een stuk is alleen voor het einde van de termijn ter post bezorgd indien het tijdig in de brievenbus is gedeponeerd dan wel op het postkantoor is aangeboden (vgl. HR 29 mei 1996, LJN ZF2248).
6. Het hof ziet zich in de onderhavige zaak geplaatst voor de vraag of het beroepschrift dat is gedateerd 29 april 2016 binnen de termijn voor het instellen van beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ter post is bezorgd.
7. Op de enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden staat o.a. 'Aangetekend', 'Online frankering betaald' en een track&trace-code. Een stempel van PostNL ontbreekt. De gemachtigde heeft prints overgelegd, waaruit blijkt dat hij op 29 april 2016 een bedrag van
€ 7,70 heeft overgemaakt aan PostNL en dat hij op 29 april 2016 om 23.44 de track&trace-code heeft geraadpleegd die hij, zo begrijpt het hof, na online frankeren per e-mail toegezonden heeft gekregen en op de enveloppe heeft geplakt waarin het beroepschrift is verzonden. Bij raadpleging van de track&trace-code verscheen de tekst: 'verwacht bezorgmoment: morgen 30 april 8:30 - 21:30 uur.'
8. Om een brief na online frankeren aangetekend te verzenden, is het noodzakelijk het stuk aan te bieden aan een locatie van PostNL. Op de door de gemachtigde overgelegde print wordt ook vermeld dat voor ontvangst van die zending een handtekening is vereist. Het hof is van oordeel dat de gemachtigde met de overgelegde prints niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het poststuk op 29 april 2016 aan een locatie van PostNL heeft aangeboden en daarmee het beroepschrift ter post heeft bezorgd. Het verschijnen van een 'verwacht bezorgmoment' bij raadpleging van de track&trace-code sluit niet uit dat het aangetekend te verzenden stuk wel is aangemeld bij PostNL maar nog niet is afgegeven aan een locatie van PostNL. Het hof wijst in dit verband erop dat uit de overgelegde print niet blijkt dat het poststuk al is afgegeven. Op de balk van de te raadplegen fases van bezorging is de fase "Afgifte" immers nog niet geactiveerd. Andere mogelijke bewijsstukken dat het te verzenden poststuk op 29 april 2016 door PostNL is ontvangen, zijn niet in het geding gebracht.
9. Gelet op het voorgaande is het beroepschrift niet binnen de beroepstermijn ter post bezorgd en is het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet tijdig ingesteld. Er is niet gebleken dat dit verschoonbaar is. De kantonrechter heeft het beroep dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. De gemachtigde merkt terecht op dat in de beslissing van de kantonrechter onder het kopje 'De procedure' ten onrechte staat dat de gemachtigde tijdig in beroep is gegaan. Dit is gelet op hetgeen daarna door de kantonrechter is overwogen een kennelijke verschrijving waaraan geen gevolg wordt verbonden.
10. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Voor het toekennen van een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.