ECLI:NL:GHARL:2019:2162

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
WAHV 200.249.425
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • M. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zekerheidstelling in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 11 oktober 2018. De betrokkene had hoger beroep ingesteld omdat de kantonrechter zijn beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk had verklaard, op grond van het niet voldoen aan de verplichting tot zekerheidstelling voor betaling van de sanctie en de administratiekosten, zoals voorgeschreven in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene stelde echter dat hij wel degelijk zekerheid had gesteld, maar dat het bedrag ten onrechte op een ander CJIB-nummer was bestemd. Het hof oordeelde dat de betrokkene inderdaad tijdig een bedrag van € 234,- had overgemaakt, wat voldeed aan de vereisten voor zekerheidstelling. Het hof concludeerde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de betrokkene niet aan de verplichtingen had voldaan. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en wees de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van correcte verwerking van betalingen door het CJIB en de noodzaak voor de betrokkene om de juiste gegevens te vermelden bij betalingen.

Uitspraak

WAHV 200.249.425
11 maart 2019
CJIB 212112471
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 11 oktober 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat de betrokkene niet heeft voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling voor betaling van de sanctie en de administratiekosten als bedoeld in artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv).
2. De betrokkene voert aan wel degelijk zekerheid te hebben gesteld. Het bedrag is alleen ten onrechte op een ander CJIB-nummer bestemd, te weten 1062542202070349. Zij heeft daarover telefonisch contact met het CJIB gehad, maar de bestemming kon niet meer worden gewijzigd.
3. De advocaat-generaal concludeert tot vernietiging van de beslissing van de kantonrechter en tot terugwijzing van de zaak, nu de zekerheidsbrieven van de officier van justitie niet aan alle eisen voldoen. Met betrekking tot de vraag of in de onderhavige zaak zekerheid is gesteld merkt de advocaat-generaal op dat inderdaad een bedrag is ontvangen. Dat bedrag is echter ontvangen onder een ander CJIB-nummer, dat eveneens een openstaande zaak van de betrokkene betrof. Ook al zou dit bedrag wel bedoeld zijn als zekerheid in de onderhavige zaak, dan zou nog niet volledig zekerheid zijn gesteld. Het verschuldigde bedrag in de onderhavige zaak is € 339,-, terwijl de betrokkene een bedrag van € 234,- heeft overgemaakt. Daarnaast is in beide zaken bij het CJIB niets bekend over telefonisch contact met de betrokkene.
4. Het hof stelt het voorop dat in Wahv-zaken vanaf 1 januari 2018 geldt dat het bedrag van de zekerheidstelling gelijk is aan het bedrag van de sanctie, inclusief administratiekosten. Indien de sanctie tenminste € 225,- bedraagt, dient zekerheid te worden gesteld voor de betaling van € 225,- en de administratiekosten. In de onderhavige zaak is aan de betrokkene een administratieve sanctie opgelegd van € 330,-. Anders dan de advocaat-generaal stelt, was de betrokkene in de onderhavige zaak dus een bedrag van € 234,- aan zekerheid verschuldigd.
5. In het dossier bevinden zich de mededelingen van de officier van justitie omtrent de zekerheidstelling, te weten een brief van 21 februari 2018 en een tweede brief van 11 maart 2018 aan de betrokkene. Met de advocaat-generaal stelt het hof vast dat deze brieven niet aan de door het hof in zijn arrest van 30 november 2018 geformuleerde eisen voldoen (gepubliceerd op rechtspraak.nl, met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:10471). De griffier van de rechtbank te Rotterdam heeft de betrokkene vervolgens middels een brief van 16 juli 2018, met als kenmerk enkel het zaaknummer, 6975662 MB VERZ 18-2138, op de juiste wijze gewezen op de verplichting tot het stellen van zekerheid. Daarbij is vermeld dat bij een betaling altijd de naam van de betrokkene vermeld moet worden, evenals het beschikkingsnummer.
6. Voor de beantwoording van de vraag of (tijdig) zekerheid is gesteld, is bepalend of het te betalen bedrag binnen de gestelde termijn is ontvangen. In het dossier bevindt zich een afdruk van een rekeningafschrift van de betrokkene. Daaruit blijkt dat de betrokkene op 23 juli 2018 een bedrag van € 234,00 aan het CJIB heeft overgemaakt, onder vermelding van het zaaknummer van de rechtbank Rotterdam. De betrokkene heeft in de onderhavige zaak binnen de gestelde termijn zekerheid willen stellen en heeft ook daadwerkelijk tijdig zekerheid gesteld. Onder deze omstandigheden kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat de betrokkene in verzuim was. Dat het CJIB het ontvangen bedrag vervolgens niet voor de onderhavige zaak heeft bestemd, maakt dat niet anders.
7. Het vorenstaande betekent dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. Het hof zal deze vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Rotterdam. Nu de betrokkene heeft voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling, kan hierin geen grond worden gevonden voor niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. De Jong als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.