Uitspraak
De beslissing van de kantonrechter
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 18 januari 2017 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie gegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. [B], had een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd gekregen voor het rijden met onvoldoende zicht door de voorruit en/of de voorste zijruiten van zijn voertuig. De sanctie was opgelegd op 8 maart 2016, toen de ambtenaar constateerde dat de zijruiten volledig bevroren waren.
De kantonrechter had de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De gemachtigde van de betrokkene stelde in hoger beroep dat de kantonrechter niet voldoende had gemotiveerd waarom de beslissing niet vernietigd moest worden, en dat er geen proces-verbaal van de zitting aanwezig was. Het hof oordeelde dat het proces-verbaal wel degelijk aanwezig was en dat de kantonrechter de beslissing terecht had genomen.
Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, maar voegde gronden toe aan de beslissing. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte niet had gereageerd op het verweer dat de beslissing van de officier van justitie niet door een bevoegde medewerker was genomen. Desondanks was er geen aanleiding om de beslissing van de kantonrechter te vernietigen, en het hof wees het verzoek om proceskostenvergoeding in hoger beroep af.