Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
a) Dat de FQA units op het tijdstip van uitvoering van de transactie nog niet ingesteld waren;
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
“ [appellante] met de schade als gevolg van de door hem gestelde berekeningsfout en de daarvoor aansprakelijke persoon bekend dient te worden verondersteld vanaf het moment dat hij kennis had genomen van de brief van 9 november 2000 van [geïntimeerde] . De verjaringstermijn van vijf jaar is dus in november 2000 gaan lopen. [appellante] heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat zijn vordering op [geïntimeerde] in de vijf jaren voorafgaand aan de onder 2.13 genoemde aansprakelijkstelling van 19 december 2011 is gestuit. Dit betekent dat de vordering van [appellante] op [geïntimeerde] is verjaard.”De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante] vervolgens afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld en deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
1 griefgeformuleerd tegen het vonnis van de rechtbank van 29 juli 2015. Deze grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de vordering van [appellante] is verjaard.
“Ik realiseerde mij in 1998 dat er een berekeningsfout is gemaakt waardoor er 141 ton is overgemaakt naar Buchan. Dat kwam door een verhoging van 17% en later weer een verlaging van 4%, hetgeen neerkomt op een verhoging van 13% in 1997. Deze verhoging is echter niet berekend over het restantgedeelte van 85 ton dat ik niet heb verkocht aan Buchan. Hierdoor heb ik 28 ton minder ontvangen en inkomsten gemist. Ik heb [geïntimeerde] steeds op de berekeningsfout gewezen.”In hoger beroep heeft [appellante] verklaard:
“Er was iets fout gegaan in de berekeningen. Het percentage ten aanzien van het verkochte deel van 125 ton was wel omhoog gegaan en ten aanzien van de resterende 85 ton (het B-gedeelte) was het percentage naar beneden gegaan. Ik wilde graag weten hoe dit mogelijk was. Daarom heb ik [geïntimeerde] hier direct op aangesproken in 1998. Toen werd ik uitgenodigd op het kantoor in Urk samen met de koper. Ik heb een brief van 30 oktober 1998 waaruit ik kon afleiden dat mijn B-gedeelte niet is mee verhoogd. We hebben toen samen gekeken waarom mijn gedeelte niet met hetzelfde percentage is gestegen. Ik heb hier nooit antwoord op gekregen.”