ECLI:NL:GHARL:2019:227

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 januari 2019
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.235.332
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • Terhell
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep wegens taalbarrière en informatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene, gevestigd in Spanje, had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar beroep door de kantonrechter. De kantonrechter had geoordeeld dat de betrokkene niet had voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling voor betaling van de sanctie en administratiekosten, zoals vereist door de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

Het hof oordeelde dat de betrokkene niet in een voor haar begrijpelijke taal was geïnformeerd over de wijze van het instellen van hoger beroep. De rechtsmiddelverwijzing was in het Nederlands, terwijl de betrokkene in het Spaans correspondeerde. Hierdoor was het hoger beroep ontvankelijk, ondanks dat het beroepschrift te laat was ingediend. Het hof benadrukte dat mededelingen aan een betrokkene die de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, in een begrijpelijke taal moeten worden gedaan.

Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en wees de zaak terug naar de rechtbank Midden-Nederland, zodat de kantonrechter een nieuwe termijn kan bepalen voor de betrokkene om alsnog zekerheid te stellen. Het hof stelde vast dat de betrokkene niet adequaat was geïnformeerd over haar verplichtingen, wat leidde tot de conclusie dat de eerdere niet-ontvankelijkverklaring onterecht was.

Uitspraak

WAHV 200.235.332
14 januari 2019
CJIB 205014952
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 27 oktober 2017
betreffende
[betrokkene] SA. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] (Spanje).

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Tegen de beslissing van de kantonrechter kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld. Dat volgt uit de artikelen 13, derde lid, en 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de artikelen 6:24, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het instellen van hoger beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beslissing aan de betrokkene is toegestuurd.
2. De beslissing van de kantonrechter is op 27 oktober 2017 aan de betrokkene toegestuurd. De beroepstermijn eindigde dus op 8 december 2017. Het beroepschrift is gedateerd 30 januari 2018. Uit een stempel blijkt dat het op 6 februari 2018 bij het
CJIB is ontvangen. Het hoger beroep is dan ook niet tijdig ingesteld.
3. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt – kort gezegd – dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld.
4. De in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gestelde eis van een eerlijke berechting brengt mee dat mededelingen, gericht aan een betrokkene van wie moet worden aangenomen dat hij de Nederlandse taal niet voldoende begrijpt en die betrekking hebben op de wettelijke vereisten waaraan moet zijn voldaan wil een door deze op grond van de Wahv ingesteld beroep op de rechter ontvankelijk zijn, moeten worden gedaan in een taal welke die betrokkene redelijkerwijs kan worden geacht te begrijpen. Ook moet bij de bekendmaking van de beslissing van de kantonrechter worden vermeld dat hoger beroep kan worden ingesteld en binnen welke termijn dat moet gebeuren. Dat volgt uit artikel 6:23 van de Awb. Het is vaste rechtspraak dat deze mededeling moet worden gedaan in een taal die de betrokkene beheerst.
5. De betrokkene, gevestigd in Spanje, heeft steeds in het Spaans gecorrespondeerd. Onder de beslissing van de kantonrechter is alleen in het Nederlands gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. Informatie in een voor de betrokkene begrijpelijke taal over (de wijze van) het instellen van hoger beroep ontbreekt dus. Om die reden kan het te laat instellen van hoger beroep de betrokkene niet worden toegerekend. Het hoger beroep is ontvankelijk.
6. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat de betrokkene niet heeft voldaan aan de verplichting
tot zekerheidstelling voor betaling van de sanctie en de administratiekosten als bedoeld in artikel 11 van de Wahv.
7. Bij de stukken bevinden zich twee in de Nederlandse taal gestelde mededelingen omtrent de zekerheidstelling, te weten de brieven van de officier van justitie aan de betrokkene van 17 augustus 2017 en 3 september 2017. Bij de stukken bevinden zich dezelfde brieven in de Engelse taal. Ook voor de zekerheidstelling geldt de onder 4 geformuleerde eis. Nu de betrokkene niet in de Spaanse taal op de hoogte is gesteld van de verplichting tot het stellen van zekerheid, heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in verband met het niet stellen van zekerheid.
8. Het voorgaande brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd. Na terugwijzing van de zaak dient de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland een nieuwe termijn te bepalen waarbinnen de betrokkene alsnog zekerheid als bedoeld in artikel 11 van de Wahv kan stellen en daarvan moet aan de betrokkene door de griffier van de rechtbank mededeling worden gedaan met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Midden-Nederland ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van Terhell als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.