Uitspraak
De beslissing van de kantonrechter
Het procesverloop
Beoordeling
30 november 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:10471) uiteen zijn gezet.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2018. De betrokkene had hoger beroep ingesteld omdat zijn beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk was verklaard. De kantonrechter had geoordeeld dat de betrokkene geen zekerheid had gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten, en dat hij dit verzuim niet had hersteld binnen de gestelde termijn.
De betrokkene voerde aan dat hij geen zekerheid kon stellen vanwege zijn financiële situatie, waarin hij afhankelijk was van een uitkering en schulden had. Het hof oordeelde dat de kantonrechter op juiste wijze had gereageerd op het draagkrachtverweer van de betrokkene. De onjuiste mededelingen in de zekerheidsbrieven leidden niet tot vernietiging van de beslissing van de kantonrechter, omdat de betrokkene niet in zijn belangen was geschaad. Hij had immers de gelegenheid gekregen om zijn financiële positie nader te onderbouwen en was uitgenodigd voor een zitting bij de kantonrechter.
Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de betrokkene niet had aangetoond dat het niet stellen van zekerheid verschoonbaar was. Hierdoor kon het hof de inhoudelijke bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie niet beoordelen. De beslissing van de kantonrechter werd derhalve bevestigd, en het hof concludeerde dat de betrokkene voldoende op de hoogte was van de noodzaak om zekerheid te stellen voordat zijn beroep kon worden ontvangen.