ECLI:NL:GHARL:2019:2385

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
WAHV 200.214.884
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaar bij het CJIB en de rechtsgeldigheid van snelheidsmetingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 16 februari 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene is opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd diende te worden omdat de hoorplicht zou zijn geschonden. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de betrokkene op juiste wijze om een hoorzitting heeft verzocht, maar dat de kantonrechter dit verzoek ten onrechte niet heeft gehonoreerd. Het hof oordeelt dat de beslissing van de officier van justitie niet in stand kan blijven. De gemachtigde heeft ook aangevoerd dat de ambtenaar die de snelheidsmeting heeft uitgevoerd, niet over de vereiste opleiding en certificaten beschikt om de foto's te kunnen uitlezen. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen rechtsregel is die vereist dat een bij het CJIB werkende buitengewoon opsporingsambtenaar over een specifieke opleiding of certificaat moet beschikken voor het uitlezen van foto's.

De betrokkene is als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 134,- opgelegd voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 16 km/h. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting bevestigd en het verweer van de gemachtigde verworpen. De beslissing van de kantonrechter is vernietigd, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is gegrond verklaard, en het beroep tegen de inleidende beschikking is ongegrond verklaard. De advocaat-generaal is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 512,-.

Uitspraak

WAHV 200.214.884
18 maart 2019
CJIB 198542250
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 16 februari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde voert in hoger beroep onder andere aan dat de kantonrechter heeft miskend dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd diende te worden omdat de hoorplicht is geschonden.
2. De gemachtigde heeft in het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie aangevoerd dat het recht om te worden gehoord is geschonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gemachtigde bij brief van 7 juli 2016 heeft verzocht om te worden gehoord en de beslissing van de officier van justitie met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in stand gelaten. Daartoe is overwogen dat geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om ter zitting van de kantonrechter te verschijnen.
3. Aldus heeft de kantonrechter een onjuist criterium gehanteerd. Het hof stelt vast dat het verzoek om te worden gehoord in administratief beroep op juiste wijze is gedaan en dat zich geen uitzonderingsgevallen voordoen. Het hof zal op basis van deze grond - in het licht van bestendige, bij de gemachtigde bekende en daarom niet nader te bespreken vaste rechtspraak van het hof op dit punt - het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen. Dit brengt mee dat de overige bezwaren tegen de beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie niet meer besproken hoeven te worden.
4. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 134,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met 16 km/h (verkeersbord A1).” Deze gedraging zou zijn verricht op 30 mei 2016 om 10:13 uur op de S112 Gooiseweg tussen viaduct en A10 (toerit A10) te Duivendrecht met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
5. De gemachtigde voert onder verwijzing naar een brief van het CJIB aan dat de verbaliserend ambtenaar niet beschikt over een opleiding en certificaat waaruit blijkt dat hij de juiste kennis en vaardigheden beschikt om de foto's goed uit te kunnen lezen. Nu dit op basis van de Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers wel vereist zou zijn, is de ambtenaar niet bevoegd de digitale radarset te bedienen.
6. Het hof stelt vast dat de brief van het CJIB van 12 januari 2016 onder meer het volgende inhoudt:
"De op de website vermelde buitengewoon opsporingsambtenaren volgen naast deze opleiding
(boa) niet een afzonderlijke opleiding voor het beoordelen van de foto's. Uiteraard worden de nieuwe collega's ingewerkt, maar een 'opleiding' of training zoals u stelt wordt daarvoor niet gevolgd. (…) De betrokken ambtenaar beschikt dus niet over een afzonderlijk certificaat voor het vaststellen van dergelijke overtredingen. (…) De bij het CJIB aangewezen ambtenaren bedienen geen radarapparatuur, (…).Uit de door u aangehaalde 'Aanwijzing snelheidsovertredingen en snelheidsbegrenzers' valt bovendien niet af te leiden waarom de buitengewoon opsporingsambtenaar over een certificaat zou moeten beschikken. Uiteraard moet een ambtenaar bekwaam zijn, maar dit blijkt afdoende uit het behalen van de opleiding tot buitengewoon opsporingsambtenaar."
7. In artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), is aan daartoe aangewezen ambtenaren de bevoegdheid toegekend om voor gedragingen die door henzelf of op geautomatiseerde wijze zijn vastgesteld een administratieve sanctie op te leggen. Blijkens het zaakoverzicht is de gedraging geautomatiseerd vastgelegd door middel van goedgekeurde radarapparatuur die is gemonteerd in een flitspaal en kan het opleggen van de sanctie worden toegerekend aan de ambtenaar met het dienstnummer YY0026, werkzaam bij het CJIB. Deze ambtenaar ontleent zijn opsporingsbevoegdheid aan het "Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar CJIB 2013", dat van kracht was op het moment dat de sanctie werd opgelegd. Met betrekking tot de vraag of er naast het getuigschrift boa ook aanvullende eisen gelden met betrekking tot de bekwaamheid van deze ambtenaar, overweegt het hof dat er geen rechtsregel is die inhoudt dat de bij het CJIB werkende boa dient te beschikken over een opleiding en certificaat waaruit blijkt dat hij kennis en vaardigheden beschikt om foto's te kunnen uitlezen. Daarbij merkt het hof nog op dat de door de gemachtigde genoemde Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers per 1 april 2015 is vervallen en dat de vanaf die datum geldende Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen hieromtrent niets bepaalt. Het verweer van de gemachtigde faalt.
8. De gemachtigde bestrijdt ook dat te hard is gereden. De verkeersinstallatie werkte op het betreffende kruispunt niet, waardoor de betrokkene heeft afgeremd en met ongeveer 35 km/h de kruising is genaderd en overgestoken. Er moet dan ook sprake zijn van onjuiste ijking van de apparatuur. Hij verwijst daarbij ook naar twee krantenartikelen van 25 januari 2016 waaruit zou volgen dat de betreffende apparatuur fouten bevat.
9. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt het zaakoverzicht onder meer het volgende in:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 89 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 86 km per uur.
Toegestane snelheid: 70 km per uur.
Overschrijding met: 16 km per uur.
10. Het dossier bevat verder twee kleurenfoto's van de gedraging met daarop een personenauto. Op de eerste foto is het kenteken [00-YYY-0] goed leesbaar. Op beide foto's stralen de aanwezige verkeerslichten oranje licht uit. De gegevens in de databalk onder de foto's zijn vermeld, stemmen overeen met de in het zaakoverzicht van het CJIB vermelde gegevens. Verder zijn in de databalk het typegoedkeuringsnummer [YY-0000] en het serienummer [00000] vermeld.
11. In de door de advocaat-generaal overgelegde NMi-verklaring, afgegeven op 14 april 2016 en geldig voor 12 maanden, zijn - voor zover relevant - de volgende gegevens vermeld:
“Aangeboden: een radarsnelheidsmeter voor een herhaald onderzoek
fabrikaat : Gatsometer
type : T-series
typegoedkeuringsnummer : [YY-0000]
serienummer : 201306000390
digitale camera type : GTIB4
nummer : [00000]
Resultaat: Bij het onderzoek voldeed de snelheidsmeter aan de Concept voorschriften meetmiddelen politie.”
12. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting. Uit bovengenoemde NMi-verklaring blijkt naar het oordeel van het hof dat het snelheidsmeetmiddel ten tijde van de gedraging voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Het verweer faalt.
13. De krantenartikelen waar de gemachtigde naar verwijst geven het hof evenmin aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting. In de krantenartikelen wordt geschreven over mobiele apparatuur. De gedraging is geconstateerd met radarapparatuur die gemonteerd is in een vaste flitspaal. Reeds hierom verwerpt het hof dit verweer.
14. Dat de verkeerslichten niet werkten en dat ter plaatse met de auto van de betrokkene slechts met een snelheid van 35 km/h betrokkene werd gereden, vindt geen steun in de foto's van de gedraging. Het dossier geeft ook geen aanleiding te twijfelen aan de gereden snelheid. Gelet op het voorgaande kan op basis van de informatie in het zaakoverzicht en de foto's worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het hof zal het beroep tegen de inleidende beschikking daarom ongegrond verklaren.
15. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en een hoger beroepschrift dienen in totaal 2 procespunten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 512,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter.
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 512,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.