ECLI:NL:GHARL:2019:2432

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
WAHV 200.244.388
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake administratieve sanctie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 12 juni 2018. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen. De gemachtigde van de betrokkene stelde in hoger beroep dat hij niet was opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter, waardoor het beginsel van hoor en wederhoor zou zijn geschonden. Het hof oordeelde dat de gemachtigde wel degelijk was uitgenodigd voor de eerste zitting en dat er geen schending van het recht op toegang tot de rechter had plaatsgevonden. Het hof concludeerde dat het appelverbod niet kon worden doorbroken en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. Tevens werd het verzoek om vergoeding van kosten afgewezen.

Uitspraak

WAHV 200.244.388
19 maart 2019
CJIB 204823338
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 12 juni 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft daarop gereageerd.

Beoordeling

1. Voor zover hier van belang kan ingevolge het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan € 70,-. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt € 61,-. Tegen de beslissing van de kantonrechter staat daarom in beginsel geen hoger beroep open.
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt in hoger beroep dat hij niet is opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter om te worden gehoord over de inhoudelijke bezwaren tegen de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking. Hiermee is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden, wat doorbreking van het appelverbod rechtvaardigt, aldus de gemachtigde van de betrokkene.
3. De gemachtigde is bij brief van 27 oktober 2017 opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter op 5 december 2017. Hierin is onder meer verzocht inzicht te geven in de inkomsten en uitgaven van de betrokkene, omdat namens de betrokkene is aangegeven dat geen zekerheid kan worden gesteld. Hierbij is vermeld dat het niet tijdig indienen van deze stukken en het niet tijdig stellen van zekerheid kunnen leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep en het niet beoordelen van de inhoudelijke bezwaren. Bij faxbericht van 21 november 2017 heeft de gemachtigde in reactie hierop aangegeven dat hij niet zal voldoen aan het verzoek om inzicht te geven in de inkomsten en uitgaven. Voorts voert hij de gronden van het beroep aan. Daarnaast verzoekt hij om een termijn om het bedrag aan zekerheidstelling alsnog te kunnen voldoen, omdat de financiële positie van de betrokkene verbeterd is dan wel dat de betrokkene geld kan lenen om het bedrag te betalen. Vervolgens is bij tussenbeslissing van 5 december 2017 de betrokkene in de gelegenheid gesteld om het bedrag aan zekerheidstelling uiterlijk op 26 februari 2018 alsnog te voldoen.
4. De zaak is op de zitting van 12 juni 2018 opnieuw behandeld, waarna de kantonrechter bij de bestreden beslissing op het beroep heeft beslist. Bij de stukken bevindt zich een brief van de griffier van de kantonrechter van 3 mei 2018, waarbij de gemachtigde is opgeroepen voor de zitting van 12 juni 2018. Bij gebreke van verzendadministratie kan echter niet worden vastgesteld dat deze brief daadwerkelijk naar de gemachtigde is verzonden. Daarom kan - mede gelet op hetgeen de gemachtigde hierover heeft aangevoerd - niet worden vastgesteld dat de gemachtigde behoorlijk is opgeroepen voor de zitting van
12 juni 2018.
5. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of die omstandigheid leidt tot het buiten toepassing laten van het appelverbod.
6. In artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) ligt het recht op toegang tot de rechter besloten. Wanneer blijkt dat dit recht is geschonden - en de betrokkene daar een beroep op doet -, kan voormeld appelverbod buiten toepassing worden gelaten (vgl. het arrest van het hof van 12 juli 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2018:6402).
7. Zoals het hof heeft overwogen in (rechtsoverweging 12 van) dat arrest van 12 juli 2018 kan het aldus geduide recht op toegang tot de rechter meebrengen dat voormeld appelverbod buiten toepassing moet worden gelaten, indien de kantonrechter - in strijd met artikel 12, eerste lid, van de Wahv - degene aan wie de sanctie is opgelegd niet in de gelegenheid heeft gesteld om zijn standpunt op de openbare zitting toe te lichten.
8. Het hof is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is geweest van schending van het recht op toegang tot de rechter. De gemachtigde heeft niet betwist dat hij is uitgenodigd voor de openbare zitting van 27 oktober 2017. Aldus heeft hij de mogelijkheid gehad om daarbij aanwezig te zijn en daar het standpunt van de betrokkene nader toe te lichten. Het recht op toegang tot de rechter impliceert niet dat de kantonrechter gehouden is een tweede zitting te houden. Voor zover de gemachtigde meent dat hij vanwege het beginsel van hoor en wederhoor wel (tijdig) voor de tweede zitting had moeten worden uitgenodigd, doet dat hieraan niet af.
9. Het hof zal het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
10. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek om vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Verstraaten als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.