Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
2 januari 2018 voor het stellen van een nieuwe advocaat. Op die roldatum heeft zich geen advocaat gesteld en partijen hebben geen instructie gegeven. De zaak is daarom conform artikel 6.4 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven op 2 januari 2018 ambtshalve geroyeerd.
mr. Koolmees zich als procesvertegenwoordiger van [appellant] onttrokken en heeft mr. Van Lookeren Campagne zich als procesvertegenwoordiger van [appellant] gesteld.
Gelet op het vorenstaande kan het op 21 oktober 2015 door de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, onder nummer C/18/155569 FA RK 15/789 gewezen vonnis niet in stand blijven. Appellant verzoekt het gerechtshof dit vonnis te vernietigen en:
" [geïntimeerde] concludeert dat alle grieven falen, dat het vonnis van 21 oktober 2015 bekrachtigd dient te worden en dat [appellant] in de proceskosten van deze procedure in beide instanties veroordeeld dient te worden."
3.De vaststaande feiten
6 maart 2013, waarbij onder meer het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling is afgewezen, is door het hof na het inwinnen van deskundigenadvies bekrachtigd bij beschikking van 18 november 2014. De beschikking van de rechtbank van
4.De procedure in eerste aanleg
5.De omvang van het geschil
6.De beoordelingDe producties bij de akte van mr. Van Lookeren Campagne van 7 november 2018
Dagvaardingsprocedure of verzoekschriftprocedure?
De weergave van het standpunt van [geïntimeerde] (grief II)
De schending van de rechten van [appellant] als vader (grief III)
Ja, dat is voor zover ik mij herinner correct". In die e-mail stelt mevrouw [D] echter ook dat zij in de archieven heeft gezocht en het dossier van partijen niet meer heeft aangetroffen. Dat [geïntimeerde] een onjuiste mededeling heeft gedaan over het aantal proefcontacten kan naar het oordeel van het hof niet uitsluitend op basis van deze e-mail van mevrouw [D] worden vastgesteld, nu daaruit blijkt dat zij het dossier niet heeft geraadpleegd en zij ten aanzien van haar herinnering (aan contacten die in 2005 hebben plaatsgevonden) een voorbehoud maakt. Ook de overgelegde transcriptie van het telefoongesprek van [appellant] met mevrouw [D] biedt daarvoor naar het oordeel van het hof onvoldoende houvast. [appellant] stelt verder dat mevrouw [D] ook heeft verklaard dat er geen sprake is geweest van aanvullende afspraken, maar het hof vindt die verklaring niet als zodanig in de overgelegde stukken terug. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat [geïntimeerde] in de door [appellant] genoemde procedures onjuiste verklaringen heeft afgelegd over de proefcontacten die onder begeleiding van Humanitas in 2005 hebben plaatsgevonden.
De proceskosten