ECLI:NL:GHARL:2019:2758

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
WAHV 200.220.381
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onduidelijkheid over gehandicaptenparkeerkaart

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een administratieve sanctie die was opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. De gedraging zou hebben plaatsgevonden op 9 december 2015 te Schiphol. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de beslissing van de officier van justitie vernietigd, en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de verklaring van de verbalisant onvoldoende bewijs bood voor de overtreding.

Het hof heeft de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de ambtenaar in het proces-verbaal en het zaakoverzicht geanalyseerd. De ambtenaar had in het zaakoverzicht aangegeven dat er een gehandicaptenparkeerkaart in de auto aanwezig was, maar deze niet geldig of niet zichtbaar was. In het proces-verbaal van bevindingen stelde de ambtenaar echter dat er helemaal geen gehandicaptenparkeerkaart in het voertuig aanwezig was. Deze inconsistenties leidden tot gerede twijfel bij het hof over de vraag of de gedraging daadwerkelijk had plaatsgevonden.

Het hof heeft daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigd voor zover deze het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaarde. Het hof heeft de inleidende beschikking vernietigd en bepaald dat de proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. De advocaat-generaal is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 512,-.

Uitspraak

WAHV 200.220.381
27 maart 2019
CJIB 194351103
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 15 juni 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 123,75.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 24 januari 2018 is nog een aanvullend stuk van de advocaat-generaal ontvangen.
Aan de gemachtigde van de betrokkene is een afschrift van dit stuk toegezonden. Van de geboden gelegenheid om daarop te reageren, is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd ter zake van “parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart”, welke gedraging zou zijn verricht op 9 december 2015 om 23:29 uur op de Evert van de Beekstraat te Schiphol met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. De gemachtigde is van mening dat uit de verklaring van de verbalisant onvoldoende blijkt dat de gedraging is begaan. De kantonrechter knoopt aan bij de verklaring dat er wel een gehandicaptenparkeerkaart zou zijn waargenomen, maar dat de geldigheidsdatum en/of echtheidskenmerken niet zichtbaar waren. Anders dan de kantonrechter meent gaat het bij de onderhavige gedraging niet om het niet duidelijk tonen van een geldige gehandicaptenparkeerkaart, maar om het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. Dat de betrokkene daadwerkelijk op een gehandicaptenparkeerplaats stond, wordt overigens met klem bestreden en ook dit volgt niet uit de verklaring van de verbalisant. Bovendien wordt nergens duidelijk waar het voertuig van de betrokkene nou precies stond.
De overweging van de kantonrechter dat een foto niet noodzakelijk zou zijn, getuigt daarnaast van een onjuiste rechtsopvatting. De verbalisant heeft voldoende gelegenheid gehad om de overtreding visueel vast te leggen en een aankondiging van beschikking achter te laten. Dit is allebei niet gebeurd. Door zo te handelen, zijn de mogelijkheden van de betrokkene om zich tegen de sanctie te verweren ten onrechte beperkt en feitelijk onmogelijk gemaakt. Hij is op zodanige wijze in zijn verdedigingsbelang geschaad dat de inleidende beschikking dient te worden vernietigd. Tot slot verzoekt de gemachtigde het hof om vast te stellen dat de redelijke termijn is verstreken.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Ik zag dat de gehandicaptenparkeerkaart niet zichtbaar in het voertuig aanwezig was.
Wel een kaart aanwezig, geldigheid verloren op
Ik zag dat de gehandicaptenparkeerkaart niet goed leesbaar was. De geldigheidsdatum/echtheidskenmerken waren niet zichtbaar."
5. In reactie op de in hoger beroep namens de betrokkene gevoerde verweren heeft de advocaat-generaal een op 19 januari 2018 opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van de desbetreffende ambtenaar overgelegd waarin - onder meer - het volgende is opgenomen:
"Op voornoemde dag, datum en tijd reed ik door de Evert van de Beekstraat te Schiphol. De Evert van de Beekstraat was voorzien van één rijstrook in beide richtingen. Aan één kant van de Evert van de Beekstraat liggen enkele parkeerhavens. De Evert van de Beekstraat had tijdens het opleggen van deze administratieve sanctie twee parkeerhavens bestemd voor invaliden. Deze parkeerhavens werden aangegeven door middel van een wit kruis en het verkeersbord E06 van de Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Ik zag dat er een blauwe Renault Clio geparkeerd stond op één van deze plekken bestemd voor invaliden. Hierop plaatste ik mijn motor op het trottoir ter controle van de invalidenparkeerkaart. Ik zag dat het voertuig voorzien was van kenteken [YY-YY-00] . Ik heb vervolgens in het voertuig gekeken. Ik zag op het dashboard geen invalidenparkeerkaart liggen. Vervolgens ben ik om de auto heen gelopen. Ik keek in het voertuig. Ik zag op geen enkele plaats in het voertuig een duidelijk zichtbare invalidenparkeerkaart liggen. Tevens zag ik geen aanpassingen in het voertuig wat doet lijken dat de bestuurder of passagier invalide is."
6. De verklaring van de ambtenaar in het zaakoverzicht komt niet overeen met zijn verklaring zoals opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen. Uit de verklaring in het zaakoverzicht lijkt te volgen dat er wel een gehandicaptenparkeerkaart aanwezig was in het voertuig, maar dat deze kaart niet geldig was dan wel niet zichtbaar. Duidelijkheid hieromtrent wordt echter niet verschaft. De verklaring in het proces-verbaal van bevindingen houdt in dat er in het geheel geen gehandicaptenparkeerkaart in het voertuig aanwezig was. Gelet op deze niet met elkaar te rijmen tegenstrijdigheden en de hieruit voortvloeiende onduidelijkheid omtrent de situatie ten tijde van de gedraging, is bij het hof gerede twijfel ontstaan of de gedraging is verricht en kan dit niet worden vastgesteld.
7. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard. Het hof zal vervolgens, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, overgaan tot het vernietigen van de inleidende beschikking. Het bedrag van de zekerheid dient te worden gerestitueerd.
8. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift en het hoger beroepschrift dienen in totaal twee punten te worden toegekend. Het hof merkt hierbij op dat de kantonrechter reeds een proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de procedure bij de kantonrechter. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 512,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard;
bevestigt de beslissing van de kantonrechter voor het overige;
vernietigt de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 194351103 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 512,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.