ECLI:NL:GHARL:2019:2764

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
WAHV 200.213.339
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • M. van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake ontvankelijkheid hoger beroep en verzoek om vertaling van processtukken in WAHV-zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2019 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van een betrokkene tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingesteld. De betrokkene stelde echter dat hij de beslissing van de kantonrechter niet tijdig had kunnen aanvechten omdat deze in het Nederlands was, een taal die hij niet beheerst. Het hof oordeelde dat de rechtsmiddelverwijzing onder de beslissing van de kantonrechter niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat niet was vermeld bij welk orgaan beroep kon worden ingesteld. Hierdoor kon de betrokkene niet worden verweten dat hij te laat beroep had ingesteld. Het hof verklaarde het hoger beroep ontvankelijk.

Daarnaast heeft de betrokkene verzocht om een Duitse vertaling van de beslissing van de officier van justitie. Het hof oordeelde dat aan een buitenlandse betrokkene die de Nederlandse taal niet voldoende machtig is, een schriftelijke vertaling van processtukken moet worden verschaft. Het hof droeg de advocaat-generaal op om binnen vier weken een vertaling of schriftelijke weergave van de korte inhoud van de beslissing van de officier van justitie in het geding te brengen. De betrokkene krijgt de gelegenheid om binnen vier weken na ontvangst van dit stuk een toelichting te geven op het hoger beroep, waarna de advocaat-generaal kan reageren. Het hof houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

WAHV 200.213.339
27 maart 2019
CJIB 190640927
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Tussenarrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 6 december 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Tegen de beslissing van de kantonrechter kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld. Dat volgt uit de artikelen 13, derde lid, en 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de artikelen 6:24, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het instellen van hoger beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beslissing aan de betrokkene is toegestuurd.
2. De beslissing van de kantonrechter is op 6 december 2016 aan de betrokkene toegestuurd. De beroepstermijn eindigde dus op 17 januari 2017. Het beroepschrift is gedateerd 22 maart 2017. Uit een stempel blijkt dat het op 31 maart 2017 door de griffie van de rechtbank is ontvangen. Het hoger beroep is dan ook niet tijdig ingesteld.
3. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt – kort gezegd – dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld.
4. De betrokkene voert aan niet tijdig beroep te hebben ingesteld omdat de beslissing van de kantonrechter in het Nederlands is en hij deze taal niet beheerst. Hij begreep de inhoud dan ook niet.
5. Bij de bekendmaking van de beslissing van de kantonrechter moet worden vermeld dat hoger beroep kan worden ingesteld. Hierbij dient te worden vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld. Dat volgt uit artikel 6:23 van de Awb. Het is vaste rechtspraak dat deze mededeling moet worden gedaan in een taal die de betrokkene beheerst. De betrokkene heeft gedurende de procedure in de Duitse taal gecorrespondeerd.
6. Onder de beslissing van de betrokkene wordt in de Nederlandse taal gewezen op de mogelijkheid om daartegen hoger beroep in te stellen. Het dossier bevat verder een brief van de griffie van de rechtbank van 6 december 2016 waarin de betrokkene er in de Duitse taal op wordt gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen. In deze brief wordt echter niet vermeld bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld. Nu de rechtsmiddelenverwijzing niet voldoet aan de eisen van artikel 6:23 van de Awb kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat de betrokkene in verzuim is geweest. Het hof acht het hoger beroep daarom ontvankelijk.
7. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingesteld.
8. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan binnen zes weken beroep worden ingesteld. Dat volgt uit artikel 9, eerste lid, van de Wahv en de artikelen 3:41, 6:24, 6:7 en 6:8 van de Awb. De termijn voor het instellen van beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beslissing aan de betrokkene is toegestuurd. Uit artikel 6:9 van de Awb volgt dat een beroepschrift dat binnen een week na het aflopen van de beroepstermijn per post binnenkomt nog op tijd is, zolang het beroepschrift maar voor het einde van de termijn op de post is gedaan.
9. De beslissing van de officier van justitie is op 5 januari 2016 aan de betrokkene toegestuurd. De beroepstermijn eindigde dus op 16 februari 2016. Het beroepschrift is gedateerd 14 februari 2016. Het dossier bevat verder een brief van het CJIB van 25 februari 2016. Hieruit blijkt dat het beroepschrift op 22 februari 2016 door het CJIB is ontvangen. De envelop waarin het beroepschrift is verzonden ontbreekt en het beroepschrift is niet later dan een week na afloop van de beroepstermijn ontvangen. Dit brengt mee dat de betrokkene het voordeel van de twijfel dient te krijgen. Gelet hierop wordt het beroep geacht tijdig te zijn ingesteld. De kantonrechter heeft het beroep daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal doen wat de kantonrechter had behoren te doen. Het hof zal de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
10. De officier van justitie heeft het beroep tegen de aan de betrokkene als kentekenhouder bij inleidende beschikking opgelegde administratieve sanctie van € 119,- ter zake van “overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom, met 14 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 28 januari 2015 om 11:13 uur op het Emmaviaduct, ter hoogte van ov-halte, te Groningen met het voertuig met het kenteken [YYY-YY-00] , ongegrond verklaard.
11. De betrokkene heeft verzocht om een Duitse vertaling van de beslissing van de officier van justitie.
12. Ingevolge vaste rechtspraak van het hof dient aan een buitenlandse betrokkene, die de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en die daarom de inhoud van enig processtuk niet begrijpt, een schriftelijke vertaling van een of meer door de betrokkene aan te wijzen processtukken te worden verschaft in een taal die de betrokkene begrijpt. Deze vertaling dient te worden vervaardigd door een beëdigd vertaler en dient -waar het processtukken betreft afkomstig van een bestuursorgaan- in het geding te worden gebracht door het bestuursorgaan dat de sanctie heeft opgelegd of gehandhaafd.
13. In plaats van een vertaling kan worden volstaan met een door een beëdigd vertaler te vervaardigen schriftelijke weergave van de korte inhoud van een stuk als vorenbedoeld, indien en voor zover de betrokkene daardoor niet wordt geschaad in zijn verdedigingsbelang.
14. Gelet op het voorgaande geeft het hof aan de advocaat-generaal opdracht een door een beëdigd vertaler te vervaardigen vertaling dan wel schriftelijke weergave van de korte inhoud van de beslissing van de officier van justitie in het geding te brengen.
15. Na ontvangst van dit stuk zal de griffier deze toesturen naar de betrokkene teneinde hem in de gelegenheid te stellen het hoger beroep toe te lichten. De advocaat-generaal zal in de gelegenheid worden gesteld om op die toelichting te reageren.

Beslissing

Het gerechtshof:
draagt de advocaat-generaal op een door een beëdigd vertaler te vervaardigen vertaling dan wel schriftelijke weergave van de korte inhoud van de beslissing van de officier van justitie in het geding te brengen, en wel binnen vier weken na dagtekening van dit arrest;
bepaalt dat de betrokkene in de gelegenheid wordt gesteld binnen vier weken na de toezending van dit stuk door de griffier van het hof een toelichting te geven op het hoger beroep;
verstaat - voor het geval de betrokkene een toelichting geeft op het beroep - dat de advocaat-generaal in de gelegenheid wordt gesteld op die toelichting te reageren;
houdt iedere verder beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.