ECLI:NL:GHARL:2019:2803

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
WAHV 200.219.858
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • M. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aansprakelijkheid kentekenhouder bij administratieve sanctie voor snelheidsovertreding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 6 juli 2017 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene, die als kentekenhouder was aangemerkt, had een administratieve sanctie van € 198,- opgelegd gekregen wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 23 km/h. De overtreding vond plaats op 3 december 2016 om 18.18 uur op de A2 te Breukelen.

De betrokkene voerde aan dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd en overhandigde een huurovereenkomst van zijn verhuurbedrijf. Echter, het hof oordeelde dat de huurovereenkomst onvoldoende bewijs bood dat het voertuig daadwerkelijk was verhuurd op het moment van de overtreding. De huurovereenkomst vermeldde geen specifieke tijdstippen van verhuur, wat volgens het hof niet voldeed aan de eisen van artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

Het hof concludeerde dat de betrokkene geen beroep kon doen op artikel 8 Wahv, omdat niet was aangetoond dat het voertuig ten tijde van de gedraging bedrijfsmatig was verhuurd. Daarom bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en werd uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.219.858
29 maart 2019
CJIB 203476249
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 6 juli 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 198,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 23 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op
3 december 2016 om 18.18 uur op de A2 links (trajectcontrole) te Breukelen met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene voert aan dat hij een verhuurbedrijf heeft en dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd. Hij heeft een huurovereenkomst van het bedrijf [B] meegestuurd met daarop de gegevens van de huurder. Omdat de betrokkene auto's per dag verhuurt is er geen tijd vermeld op de overeenkomst. Inmiddels heeft hij de procedure veranderd en worden er wel een aankomst- en vertrektijd genoteerd in de huurovereenkomst.
3. Artikel 8, aanhef en onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig was.”
4. Nog los van de vraag of in dit geval een huurovereenkomst is overgelegd waarbij de kentekenhouder partij is, blijkt niet dat het voertuig ten tijde van de gedraging bedrijfsmatig was verhuurd. Op de overgelegde huurovereenkomst staat als datum/tijd ophalen
2 december 2016 00.00 uur en als datum/tijd retour 3 december 2016 00.00 uur. Daarbij stelt de betrokkene enkel dat hij auto's per dag verhuurt. Daarmee is onvoldoende aangetoond dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd. Daarom komt de betrokkene geen beroep toe op grond van artikel 8 van de Wahv en is hij als kentekenhouder aansprakelijk voor de sanctie.
5. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Daarom zal het hof die beslissing bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.