ECLI:NL:GHARL:2019:298

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
15 januari 2019
Zaaknummer
200.235.278/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkoop leaseovereenkomst en de redelijkheid en billijkheid bij beëindiging van het dienstverband

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Inter Access B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, waarin de vordering van Inter Access tot betaling van een afkoopsom door de vertrekkende werknemer, [geïntimeerde], werd afgewezen. De werknemer had zijn dienstverband opgezegd en de werkgever had de leaseauto van de werknemer ter beschikking gesteld aan een andere werknemer. Inter Access vorderde een afkoopsom van € 10.332,90, omdat de leaseauto intern was doorgegeven aan een andere werknemer, terwijl de werknemer zelf een leaseprijs van € 1.203,95 per maand had, waarvan € 845,- voor rekening van de werkgever was. De kantonrechter oordeelde dat de bedrijfsautoregeling niet voorzag in de mogelijkheid om de leaseauto van een vertrekkende werknemer in te nemen tegen betaling van kosten door die werknemer. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de redelijkheid en billijkheid niet meebrachten dat de werknemer verplicht was tot betaling van de afkoopsom. Het hof concludeerde dat de werknemer erop mocht vertrouwen dat er geen extra kosten zouden ontstaan bij de interne doorgifte van de auto, en dat de wijziging van de arbeidsvoorwaarden zonder instemming van de werknemer niet redelijk was. De grieven van Inter Access werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij Inter Access werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.235.278/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere 5820657)
arrest van 15 januari 2019
in de zaak van
Inter Access B.V.,
gevestigd te Hilversum,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Inter Access,
advocaat: mr. K.E. de Vries, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. E.J. Lichtenveldt, kantoorhoudend te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 3 april 2018 hier over. Ter uitvoering daarvan is op 20 juni 2018 een comparitie na aanbrengen gehouden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Per brief van 20 juli 2018 heeft mr. De Vries namens Inter Access opmerkingen gemaakt over dat proces-verbaal. Op 4 augustus 2018 heeft Inter Access de memorie van grieven (met producties) genomen. Op 13 november 2018 heeft [geïntimeerde] de memorie van antwoord genomen. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
1.2
Inter Access heeft in hoger beroep, samengevat, gevorderd het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 8 november 2017 te vernietigen en alsnog toe te wijzen de vorderingen van Inter Access met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.11 van het bestreden vonnis nu daartegen geen bezwaren zijn geuit in hoger beroep. De feiten zijn slechts vermeld voor zover in hoger beroep van belang en aangevuld met hetgeen overigens nog is komen vast te staan.
2.2
[geïntimeerde] is [in] 2014 bij Inter Access in dienst getreden, laatstelijk in de functie van [---] , tegen een salaris van € 5.718,- (bruto) per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3
Partijen hebben een gebruikersovereenkomst gesloten voor de aan [geïntimeerde] ter beschikking gestelde leaseauto, een Volvo V60 D6 A WD 212kW Twin Engine Summum geatronic. In de gebruikersovereenkomst is, onder meer, de volgende bepaling opgenomen:
"2.2 Indien gebruiker, om welke reden dan ook, het dienstverband beëindigt, is gebruiker verplicht de auto over te dragen aan de werkgever. Een uitzondering geldt voor de navolgende situatie.
Indien gebruiker een leaseauto heeft besteld naar eigen voorkeur en wensen gedurende het dienstverband of in het geval dat de werkgever reeds de leaseauto van haar gebruiker van een vorige werkgever heeft overgenomen, geldt dat de gebruiker de leaseauto ofwel meeneemt naar de volgende werkgever ofwel de kosten die vroegtijdige beëindiging van het leasecontract met zich meebrengt, voldoet aan de werkgever indien de gebruiker besluit het dienstverband te beëindigen.
Als de auto doorgegeven kan worden aan een nieuwe gebruiker in een vergelijkbare c.q. vervangende functie dan kan de werkgever besluiten om deze regeling te doen vervallen.
(…)
2.5
Het leasetarief is d.d. 17 december 2015 gesteld op € 1.115,72 per maand. Volgens uw functie valt u in categorie 4 van de normcalculatie, oftewel een maximum leasebedrag van € 845,00 per maand."
2.4
Inter Acces kent ook een "Bedrijfsautoregeling". Daarin is geregeld welke voorwaarden gelden indien Inter Access een auto ter beschikking stelt aan een werknemer. Die bedrijfsautoregeling, waarvan toepasselijkheid in de gebruikersovereenkomst is overeengekomen, bevat een zelfde bepaling als die welke is opgenomen in artikel 2.2 van de gebruikersovereenkomst (zie hiervoor onder 2.3). In artikel 26.4.1 van die bedrijfsautoregeling is voort bepaald:
"In overleg met de werkgever kan besloten worden tot bestelling van een bedrijfsauto boven de gestelde normcalculatie. Het overschrijdende deel inclusief periodieke wettelijke verhogingen tijdens de duur van de lease, zal dan maandelijks met de salarisbetaling netto ingehouden worden."
2.5
Met een brief van 28 april 2016 heeft [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst opgezegd. Deze is per 1 juni 2016 geëindigd.
2.6
In een e-mailbericht van 28 april 2016 heeft [B] , CEO van Inter Access, onder meer aan [geïntimeerde] geschreven:
"In navolging van ons persoonlijke gesprek van hedenmorgen bevestig ik middels deze email de ontvangst van de ontslagbrief en deel ik je mede dit ontslag te aanvaarden.
Afhandeling zal plaatsvinden conform de reguliere afwikkeling waarbij SLTN zich zal inspannen inzake de lease auto kwestie.
Ik zal zelf contact opnemen met je toekomstige werkgever Oracle om je vertrek vanuit SLTN in goed onderling overleg met Oracle af te stemmen."
2.7
Bij brief van 29 april 2016 van Alphabet Nederland B.V. aan Inter Acces is medegedeeld dat de kosten voor beëindiging van het leasecontract € 17.253,41 bedragen.
2.8
Oracle heeft [geïntimeerde] per e-mail op 19 mei 2016 het volgende geschreven:
"Zoals besproken bevestig ik hierbij dat er met Oracle een zgn. "Sign On" bonus van 10.000,- Euro bij het dienst treden is afgesproken. Deze bruto vergoeding minus aftrek van de wettelijk verplichte inhoudingen zal bij de eerste salarisbetaling op jouw bankrekening worden overgemaakt."
2.9
In een e-mailbericht van 19 mei 2016 schrijft [geïntimeerde] vervolgens aan Inter Access:
"Hierbij de bevestiging dat het geld dat ik van Oracle heb gekregen een bonus is en daarmee onderdeel van mijn variabele beloning."
2.1
Bij e-mail van 24 mei 2016 van Inter Acces wordt het volgende aan [geïntimeerde] medegedeeld:
"Je hebt bij SLTN een lease auto gebruikers overeenkomst getekend waarin heel duidelijk vermeld staat dat je ofwel de auto meeneemt, ofwel de afkoop van de auto bij de lease maatschappij moet betalen ofwel dat de auto opnieuw ingezet kan worden bij SLTN.
SLTN heeft inmiddels de mogelijkheid om de, best hele dure lease auto qua kosten per maand, opnieuw in te zetten bij een medewerker per 1 juni as.
Deze persoon heeft een normcalculatie van Euro 845,- per maand. De door jouw persoonlijk gekozen Volvo in kwestie heeft een lease bedrag van Euro 1.203,95 per maand. De resterende looptijd van de auto is nog 44,5 maanden. Het verschil bedrag per maand is een bedrag van Euro 358,98.
In deze kwestie staan wij als SLTN toe dat de medewerker maximaal 15% boven zijn of haar lease norm calculatie mag besteden. Dit ter bescherming van de medewerker zelf, financieel gezien. Dit betekend in dit geval dat de medewerker Euro 971,75 maand mag besteden mits hij dit verschil van Euro 126,75 zelf bijbetaald. Dit is inmiddels akkoord bevonden door de medewerker zodat resteert een negatief verschil van Euro 1.203,95 zijnde de kosten per maand minus Euro 972,75 zijnde de te dragen kosten door de overnemende werknemer, een bedrag van Euro 232,20 per maand. Aangezien de looptijd 44,5 maanden bedraagt per 1 juni resulteert dit in een afkoopsom van Euro 10.332,90.
Alle genoemde bedragen zijn exclusief BTW en inzake de lease auto berekeningen per maand zijn dit netto bedragen exclusief brandstof.
Ik verzoek je vriendelijk doch dringend aan te geven wat je wilt in deze. Ofwel je neemt de auto mee ofwel je koopt de auto volledig af ofwel de auto wordt opnieuw ingezet waarbij de afkoop een bedrag van Euro 10.332,90 bedraagt. Aangezien de auto dan binnen SLTN blijft rijden is toevoeging van 21% BTW op dit bedrag niet noodzakelijk en dit scheelt toch weer ruim 2.170,- aan afkoopsom."
2.11
[geïntimeerde] antwoordt op 25 mei 2016:
"Voorts ben ik blij dat er een collega die is die de auto wil overnemen. Dit is voor deze werknemer dan ook zoals hiervoor beschreven een hele goede deal omdat hij door het gunstige bijtellingstarief een mooie auto voor een lage netto eigen bijdrage kan rijden. Derhalve begrijp ik de bescherming die je noemt die je hem wil bieden van 15% niet. Een dergelijke bescherming van de werknemer is mijns inzien geheel niet aan de orde, gelet op de gunstige netto kosten. Bovendien vraag ik mij af waar dit percentage vandaan komt. Ik heb dit niet in een van onze regelingen terug kunnen vinden.
Nu de auto wordt overgenomen door een collega, heeft SLTN ook geen kosten."
2.12
Inter Access heeft in juni 2016 een nieuwe mobiliteitsregeling ingevoerd. De bestuurder heeft op 6 juni 2016 instemming aan de OR gevraagd met deze per 1 juni 2016 in te voeren regeling en de OR heeft die instemming op 9 juni 2016 gegeven. In de nieuwe regeling is bepaald op welke voorwaarden Inter Access een auto ter beschikking stelt aan werknemers. Voor de categorie werknemers als die waarin [geïntimeerde] viel (categorie 4) is daarin genoemd een normleasebedrag van € 845,- per maand en een maximale eigen bijdrage van de werknemer van € 126,75 (= 15% van het normleasebedrag) per maand.
2.13
Inter Access heeft de leaseovereenkomst met betrekking tot de aan [geïntimeerde] ter beschikking gestelde Volvo na 1 juni 2016 voortgezet en die auto ter beschikking gesteld van een andere werknemer van Inter Access, te weten [C] . Deze werknemer viel in categorie 4 van de mobiliteitsregeling. Dat betekende dat hij recht had op een normleasebedrag van € 845,- per maand (net zoals [geïntimeerde] ). De werknemersbijdrage is conform het in de mobiliteitsregeling bepaalde maximum beperkt tot € 126,75 per maand.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Inter Access heeft in eerste aanleg gevorderd veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 10.306,20, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
3.2
De kantonrechter heeft de vordering bij vonnis van 8 november 2017 afgewezen en Inter Access veroordeeld in de proceskosten. Daartoe heeft deze overwogen dat de bedrijfsautoregeling van Inter Access niet voorziet in de mogelijkheid de leaseauto van een op eigen verzoek vertrekkende werknemer in te nemen tegen betaling van kosten door die werknemer, zoals aan [geïntimeerde] voorgesteld.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1
Inter Access heeft vier grieven ontwikkeld tegen het bestreden vonnis. Die grieven leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling voor en lenen zich daarom voor gezamenlijke behandeling.
Het geschil
4.2
Deze zaak gaat over het volgende. Door Inter Access is destijds ten behoeve van haar werkzaamheden aan [geïntimeerde] een leaseauto ter beschikking gesteld. Het betrof niet een standaardauto, maar een aan de eigen wensen en voorkeuren van [geïntimeerde] aangepaste auto. De leaseprijs was € 1.203,95 per maand. Van dat bedrag kwam € 845,- voor rekening van Inter Access, zijnde het bedrag dat gold voor werknemers in categorie 4. Het verschil ad
€ 358,95 kwam voor rekening van [geïntimeerde] zelf. In juni 2016, na het vertrek van [geïntimeerde] , is de auto door Inter Access ter beschikking gesteld van haar werknemer [C] . Op hem is, net als bij [geïntimeerde] , het normleasebedrag van € 845,- per maand van toepassing. Zijn eigen bijdrage is door Inter Access, onder verwijzing naar de in juni 2016 ingevoerde mobiliteitsregeling, beperkt tot € 126,75 per maand.
4.3
De resterende looptijd van de leaseovereenkomst (tussen Inter Access en het leasebedrijf) per 1 juni 2016 was 44,5 maanden. De leaseprijs was nog steeds € 1.203,95 per maand. Het ter beschikking stellen van de auto aan [C] op basis van de met hem overeengekomen voorwaarden had tot gevolg dat per 1 juni 2016 een deel van de leaseprijs niet gedekt was, namelijk (in €): 1.203,95 minus (845,- + 126,75) = 232,20 per maand. Over de resterende looptijd van de overeenkomst ging het dan om een bedrag van 44,5 x € 232,20 = € 10.332,90. Inter Access is van oordeel dat [geïntimeerde] haar dat bedrag als "afkoop" moet betalen. [geïntimeerde] bestrijdt dat.
Bezwaren Inter Access
4.4
De bezwaren van Inter Access tegen het oordeel van de kantonrechter laten zich als volgt samenvatten. Inter Access heeft gekozen voor een oplossing van de kwestie van de leaseauto die voor [geïntimeerde] het minst bezwarend was. In plaats van haar te verplichten tot afkoop van het leasecontract (kosten: € 17.253,41) of medeneming van de auto naar de volgende werkgever is de auto aan een andere medewerker van Inter Access ter beschikking gesteld. Voor die werknemer gold, net als voor [geïntimeerde] , een normleasebedrag van € 845,- per maand. Ingevolge de per 1 juni 2016 geldende mobiliteitsregeling mocht van die werknemer maximaal € 126,75 als eigen bijdrage worden gevraagd. Dat leverde voor Inter Access een schadebedrag op van € 10.332,90. Aan [geïntimeerde] is dan ook op 24 mei 2016 (zie hiervoor onder 2.10) voorgelegd het voorstel dat Inter Access de auto aan een andere werknemer ter beschikking zou stellen tegen betaling door [geïntimeerde] van dat bedrag als "afkoop". Blijkens haar antwoord van 25 mei 2016 (zie hiervoor onder 2.11) heeft [geïntimeerde] ingestemd met deze "derde optie". Ook de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) brengt mee dat [geïntimeerde] gehouden is het gevorderde bedrag te voldoen. De gekozen oplossing behoedde haar immers voor het volledig moeten afkopen van het leasecontract, wat veel duurder zou zijn geweest. Bovendien heeft [geïntimeerde] geanticipeerd op het risico van het moeten betalen van een afkoopsom door financiële steun te vragen aan haar nieuwe werkgever, Oracle, welke steun ook is ontvangen in de vorm van een bonus van € 10.000,-.
Instemming?
4.5
In haar e-mail van 24 mei 2016 heeft Inter Access aan [geïntimeerde] de in haar visie bestaande opties voorgelegd: meenemen van de auto door [geïntimeerde] , volledig afkopen van de leaseovereenkomst of opnieuw inzetten van de auto door en bij Inter Access tegen betaling van een afkoopbedrag van € 10.332,90. Inter Access zet in dat mailbericht uiteen hoe zij het genoemde bedrag van € 10.332,90 heeft berekend. [geïntimeerde] antwoordt blij te zijn met het opnieuw inzetten van de auto door en bij Inter Access, maar bestrijdt de berekening. Zij voert aan dat de werknemer die de auto overneemt een mooie auto kan rijden voor een lage eigen bijdrage dankzij het gunstige bijtellingstarief. Zij voert ook aan niet te begrijpen waar de eigen bijdrage van 15% vandaan komt en zegt ook nog dat Inter Access geen kosten heeft nu de auto wordt overgenomen. Indien Inter Access al heeft bedoeld te stellen dat [geïntimeerde] akkoord was met betaling van de afkoopsom geldt dat deze reactie dat niet inhoudt. Die instemming kan daarin redelijkerwijs ook niet gelezen worden gegeven de opmerkingen die [geïntimeerde] over het gevorderde bedrag maakt.
Redelijkheid en billijkheid
4.6
De tussen partijen gesloten gebruikersovereenkomst bepaalt dat, bij beëindiging van het dienstverband door de werknemer en indien sprake is van het gebruik van een naar eigen voorkeur en wensen van de werknemer bestelde leaseauto, de werknemer hetzij die auto meeneemt naar de volgende werkgever hetzij de leaseovereenkomst afkoopt. Ook is opgenomen dat de werkgever kan besluiten die regeling te laten vervallen indien de auto doorgegeven kan worden aan een nieuwe gebruiker in een vergelijkbare functie.
4.7
Van die laatste mogelijkheid heeft Inter Access feitelijk gebruik gemaakt. Zij heeft de auto immers aan haar werknemer [C] ter beschikking gesteld. De gebruikersovereenkomst of de bedrijfsautoregeling kennen niet de mogelijkheid van het in dat geval aan de vertrekkende werknemer in rekening brengen van een afkoopbedrag. De stellingen van Inter Access komen erop neer dat de overeenkomst niettemin wel tot betaling daarvan verplicht omdat de redelijkheid en billijkheid dat meebrengen.
4.8
Uitgangspunt is dat de rechten en verplichtingen van partijen niet alleen bepaald worden door wat zij uitdrukkelijk zijn overeengekomen, maar ook door de redelijkheid en billijkheid die hun rechtsverhouding beheerst (artikel 6:248 lid 1 BW).
4.9
De bij Inter Access ten tijde van de indiensttreding van [geïntimeerde] geldende arbeidsvoorwaarden - zoals kenbaar uit de, algemene, bedrijfsautoregeling in combinatie met de tussen [geïntimeerde] en Inter Access gesloten, gebruikersovereenkomst - hielden, voor zover hier van belang, in dat een werknemer recht had op gebruik van een leaseauto, dat die auto mocht worden aangepast aan de eigen voorkeur en wensen van de werknemer, maar dat de werknemer de leasekosten boven het normleasebedrag van de voor hem/haar geldende categorie voor eigen rekening diende te nemen. Voor [geïntimeerde] hield dat in dat zij recht had op een normleasebedrag van € 845,- en dat zij, uitgaande van een leaseprijs van € 1.203,95, derhalve zelf € 358,95 diende bij te dragen.
4.1
Die arbeidsvoorwaarden zijn in juni 2016 met terugwerkende kracht per 1 juni 2016 gewijzigd. Vanaf dat moment is de eigen bijdrage van de werknemer van Inter Access aan een maximum gebonden. Werknemer [C] , bij wie de leaseauto van [geïntimeerde] opnieuw is ingezet, is om die reden niet € 358,95 gaan betalen als eigen bijdrage, maar slechts € 126,75.
4.11
In de bedrijfsautoregeling en in de gebruikersovereenkomst is bepaald:
"Als de auto doorgegeven kan worden aan een nieuwe gebruiker in een vergelijkbare c.q. vervangende functie dan kan de werkgever besluiten om deze regeling te doen vervallen."
Deze formulering wijst erop dat partijen in het geval van [geïntimeerde] (gebruikersovereenkomst) en Inter Access in het algemeen (bedrijfsautoregeling) er ten tijde van het beschikbaar stellen van een leaseauto aan [geïntimeerde] van uitgingen dat er geen afkoopprobleem is indien Inter Access de leaseauto intern kan doorgeven aan een andere werknemer uit dezelfde categorie. Voor die andere werknemer gold immers hetzelfde normleasebedrag en van maximering van de eigen bijdrage was destijds nog geen sprake. Het doorgeven van de auto aan een andere werknemer zou in dat geval derhalve niet tot extra kosten voor Inter Access leiden.
4.12
Op basis hiervan mocht [geïntimeerde] erop vertrouwen dat voor haar geen extra kosten zouden ontstaan indien Inter Access - al was het op verzoek van [geïntimeerde] - gebruik maakte van haar bevoegdheid de auto intern door te geven aan een andere werknemer. Aan dat vertrouwen wordt in dit geval geen afbreuk gedaan doordat in artikel 7.2 van de gebruikersovereenkomst is opgenomen dat de bedrijfsautoregeling eenzijdig door de werkgever kan worden gewijzigd indien dat vanwege een zwaarwegend belang noodzakelijk is. Van deze eenzijdige wijzigingsmogelijkheid was nog geen gebruik gemaakt ten tijde van het overleg tussen Inter Access en [geïntimeerde] over de wijze waarop de verplichtingen van [geïntimeerde] met betrekking tot de leaseauto zouden worden afgewikkeld. Het hof laat dan nog daar of eenzijdige wijziging vanwege een zwaarwegend belang noodzakelijk was. Deze, eenzijdige en in ieder geval zonder overleg met of instemming van [geïntimeerde] tot stand gekomen, wijziging in het voor haar werknemers geldende arbeidsvoorwaardenpakket van Inter Access is een omstandigheid die redelijkerwijs in de risicosfeer van Inter Access is gelegen. Dat aspect gevoegd bij het gerechtvaardigd vertrouwen van [geïntimeerde] dat geen extra kosten zouden ontstaan bij interne doorgifte van de auto maakt het bepaald niet redelijk en billijk ervan uit te gaan dat de gebruikersovereenkomst [geïntimeerde] niettemin verplicht tot betaling van de gevorderde afkoopsom.
4.13
[geïntimeerde] is gebaat geweest bij het feit dat de auto intern aan een andere werknemer van Inter Access kon worden doorgegeven. Dat is ontegenzeggelijk waar. Zij werd aldus behoed voor een hoge afkoopsom aan de leasemaatschappij, daarbij ervan uitgaande dat meenemen naar de volgende werkgever door die laatste niet werd gewild. Die constatering doet aan het voorgaande echter niet af.
4.14
[geïntimeerde] heeft van haar nieuwe werkgever, Oracle, een "Sign On"-bonus ontvangen van € 10.000,-. Dat die bonus uitsluitend is verstrekt, omdat [geïntimeerde] , zoals Inter Access stelt, heeft "geanticipeerd" op het risico van het moeten betalen van een afkoopsom is, tegenover de betwisting door [geïntimeerde] , onvoldoende onderbouwd. Bovendien zou, als dat al anders zou zijn, ook dat gegeven onvoldoende zijn om te komen tot een verplichting van [geïntimeerde] tot betaling van de gevorderde afkoopsom. Het risico dat [geïntimeerde] en Oracle toen kennelijk zagen, heeft zich immers simpelweg niet verwezenlijkt en partijen (Oracle en [geïntimeerde] ) hebben kennelijk beoogd dan wel Oracle had er vrede mee dat in dat geval de bonus aan [geïntimeerde] zou blijven.
Conclusie
4.15
Uit het voorgaande volgt dat de grieven 1 tot en met 3 falen. Grief 4 ziet op de proceskosten maar deelt het lot van de eerste drie grieven.

5.De slotsom

5.1
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2
Inter Access is de in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. Die kosten bedragen aan de zijde van [geïntimeerde] € 318,- aan griffierecht. Aan salaris advocaat wordt toegekend € 1.611,- (1,5 punt tarief II à € 1.074,-). Aan de comparitie van partijen is een half punt toegekend omdat die comparitie gelijktijdig is gehouden met het toen nog aanhangige kort geding (zaaknummer 200.196.910/01).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 8 november 2017;
veroordeelt Inter Access in de kosten van de procedure aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en begroot die kosten op € 318,- aan griffierecht en € 1.611,- aan salaris advocaat;
veroordeelt Inter Access in de nakosten, begroot op € 157,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval Inter Access niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest ten aanzien van de uitgesproken kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijs af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. M.E.L. Fikkers en mr. W.A. Zondag en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2019.