ECLI:NL:GHARL:2019:2988

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
WAHV 200.249.039
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van administratieve sanctie voor parkeren op laad- en losplaats

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 9 oktober 2018 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd gekregen voor het parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen. Dit gebeurde op 26 januari 2018 te Leiden. De betrokkene betwistte niet dat het voertuig op een laad- en losplaats stond, maar voerde aan dat hij bezig was met het uitladen van een flipperkast en het gereedmaken van een andere automaat voor vervoer. De vertegenwoordiger stelde dat de plek voor laden en lossen vaak bezet was en dat hij altijd naar de dichtstbijzijnde plek voor laden en lossen reed.

Het hof oordeelde dat er geen sprake was van onmiddellijk en bij voortduring laden en lossen, zoals vereist door artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De vertegenwoordiger had niet alleen een automaat afgeleverd, maar ook een andere automaat gemonteerd en gereedgemaakt voor vervoer, wat niet onder de definitie van onmiddellijk laden en lossen valt. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de omstandigheden die de betrokkene aanvoerde niet voldoende waren om de sanctie te matigen of achterwege te laten. De beslissing van de kantonrechter werd dan ook bevestigd.

Uitspraak

WAHV 200.249.039
3 april 2019
CJIB 214532907
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 9 oktober 2018
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
vertegenwoordigd door [B] ,
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De vertegenwoordiger van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De vertegenwoordiger van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 maart 2019. De vertegenwoordiger van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [C] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd ter zake van “parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen”, welke gedraging zou zijn verricht op
26 januari 2018 om 15.40 uur op de Hogewoerd te Leiden met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene betwist niet dat het voertuig is neergezet op een plek voor laden en lossen. De vertegenwoordiger voert aan dat hij een flipperkast heeft afgeleverd bij een café en direct een automaat mee terug heeft genomen. Omdat de plek van laden en lossen op enige afstand van zijn bestemming was, was het voor de verbalisant niet mogelijk om te zien dat hij met laden en lossen bezig was. De vertegenwoordiger heeft ter onderbouwing een plattegrond getekend en opgestuurd. De parkeerplaatsen bij de betreffende locatie zijn niet geschikt voor laden en lossen en bijna altijd bezet. Daarom probeert de vertegenwoordiger het daar niet eens en rijdt hij altijd netjes naar de dichtstbijzijnde plaats voor laden en lossen. Verder stelt de vertegenwoordiger dat de officier van justitie hem eerder in een soortgelijke zaak in het gelijk heeft gesteld.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Ik zag dat bovengenoemd voertuig geparkeerd stond op een laad en los plaats. Ik zag geen ontheffing. Ik zag gedurende tien minuten geen laad en of los activiteiten."
5. Verder bevat het dossier de aankondiging van beschikking met daarbij foto's van de gedraging. Op de foto's is te zien dat het voertuig met het onder 1. genoemde kenteken op een gelegenheid voor laden en lossen staat.
6. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder f, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990):
''De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren: (…) op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.''
7. Niet in geschil is dat het voertuig van de betrokkene stond op een als zodanig aangeduide gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen, zodat daar parkeren niet was toegestaan. Voor de vaststelling of de gedraging is verricht is van belang om vast te stellen of het voertuig van de betrokkene ter plaatse stond geparkeerd.
8. Artikel 1 van het RVV 1990 verstaat onder parkeren:
''Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.''
9. Onder onmiddellijk laden of lossen van goederen dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 1999, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:1999:AA2760). Het dient dan te gaan om goederen die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht.
10. Het hof wil aannemen dat er rond het tijdstip van het constateren van de gedraging sprake is geweest van het uitladen van een flipperkast uit het betrokken voertuig, maar dit laat onverlet dat in het onderhavige geval sprake is van parkeren. De vertegenwoordiger heeft ter zitting uitgelegd dat hij bij het afleveren van de flipperkast de poten terug onder de automaat moest schroeven. Vervolgens heeft hij een andere automaat klaargemaakt voor vervoer, namelijk door daar de poten onder weg te halen. Doordat de vertegenwoordiger niet enkel een automaat heeft weggebracht en opgehaald maar ook in het café een automaat heeft gemonteerd en een andere automaat gereed heeft gemaakt voor vervoer is er geen sprake van het onmiddellijk en bij voortduring laden en/of lossen van goederen in de zin van artikel 1 RVV 1990. Daarom faalt het verweer en daarmee staat vast dat de onder 1. vermelde gedraging is verricht.
11. Vervolgens dient het hof, gelet op het gevoerde verweer, te beoordelen of er omstandigheden zijn die aanleiding geven om de sanctie achterwege te laten of het bedrag te matigen.
12. De omstandigheid dat de parkeerplaatsen in de buurt van de bestemming vaak bezet zijn, is niet een dergelijke omstandigheid. Van de betrokkene mag worden verwacht dat hij rekening houdt met de reële kans dat er geen (geschikte) parkeerplaats beschikbaar is. Ook het feit dat de officier van justitie in een andere zaak de inleidende beschikking heeft vernietigd, geeft geen aanleiding om de sanctie achterwege te laten. Dit betekent niet dat de betrokkene daar in deze zaak ook aanspraak op kan maken. Bovendien heeft de advocaat-generaal in het verweerschrift uitgelegd dat in de andere zaak de inleidende beschikking was vernietigd omdat het niet was gelukt om binnen de daarvoor gestelde termijn een beslissing te nemen. Er is dan ook geen sprake van een inhoudelijk oordeel waarbij de betrokkene in het gelijk is gesteld.
13. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.