ECLI:NL:GHARL:2019:3013

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
WAHV 200.209.165
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • M. van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor snelheidsovertreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 19 januari 2017 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene wegens overschrijding van de maximumsnelheid. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had een administratieve sanctie van € 107,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 13 km/h op 10 maart 2016. De gemachtigde voerde aan dat de officier van justitie niet de foto van de gedraging had verstrekt, wat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wel had gemoeten. Het hof oordeelde dat de officier van justitie in gebreke was gebleven door de foto niet te verstrekken voordat een beslissing werd genomen. Het hof stelde vast dat de gemachtigde op 11 augustus 2016 om de foto had verzocht, en dat deze foto een op de zaak betrekking hebbend stuk was. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond. De betrokkene werd verweten te hebben gehandeld in strijd met artikel 21 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, maar het hof oordeelde dat de gedraging was vastgesteld en verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. De proceskosten werden vergoed aan de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.209.165
4 april 2019
CJIB 196972616
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 19 januari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 3 december 2018 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

De griffier van de rechtbank heeft het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter aan de griffier van het hof toegestuurd. Een afschrift daarvan is aan partijen toegezonden.

Beoordeling

1. Nu door de griffier van de rechtbank alsnog het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter is toegestuurd, faalt de klacht van de gemachtigde van de betrokkene hierover.
2. De gemachtigde voert verder aan dat de overweging van de kantonrechter dat het hem niet aannemelijk voorkomt dat de gemachtigde niet in het bezit is gesteld van de foto, feitelijke grondslag mist omdat de gemachtigde dit niet heeft gesteld. Verder heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat de gemachtigde zelf achter die foto aan had moeten gaan. Dat de officier van justitie de foto nog niet kon verstrekken omdat deze geen onderdeel uitmaakte van het dossier, dient voor rekening van de officier van justitie te komen.
3. Het is vaste rechtspraak van het hof dat de officier van justitie, op grond van artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de fase van het administratief beroep gehouden is op verzoek aan de indiener van het beroepschrift de op de zaak betrekking hebbende stukken te verstrekken. In zaken als deze gaat het – in ieder geval – om het zaakoverzicht en (indien van toepassing) een foto van de gedraging.
4. Het hof stelt vast dat de gemachtigde bij brief van 11 augustus 2016 verzocht heeft om de foto van de gedraging. Het betreft hier een op de zaak betrekking hebbend stuk. Bij de vaststelling van de gedraging kon daarover worden beschikt door de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd. Gelet hierop had de officier van justitie de foto moeten verstrekken alvorens een beslissing te nemen. Dat de officier van justitie op dat moment niet over de foto beschikte omdat die zich nog bevond bij het organisatieonderdeel waar de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd werkzaam was, doet hier niet aan af. Een dergelijk stuk dient, gelet op artikel 7:18, tweede lid, van de Awb, door het bestuursorgaan dat de inleidende beschikking gegeven heeft, aan de officier van justitie ter beschikking te worden gesteld waarna de officier van justitie dit stuk op de voet van het vierde lid van dit artikel aan de betrokkene, die daarom verzoekt, dient toe te zenden. De officier van justitie heeft niet voldaan aan de informatieplicht.
5. De kantonrechter heeft dit miskend. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen. Het hof zal het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en die beslissing vernietigen. Gelet hierop behoeven de overige bezwaren tegen de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie geen bespreking meer. Het hof zal het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
6. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 107,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met 13 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 10 maart 2016 om 19:10 uur op de Midden Peelweg te Evertsoord met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
7. De gemachtigde voert aan dat niet met voldoende zekerheid kan worden uitgesloten dat het licht op de foto, rechts naast het voertuig van de betrokkene, een inhalende motorfiets is geweest. Verder voert de gemachtigde aan dat uit het dossier niet blijkt dat de bebording voorafgaand aan de snelheidscontrole is gecontroleerd. Dit is, gelet op het arrest van 16 juni 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4973, wel vereist. De inleidende beschikking dient om die reden vernietigd te worden.
8. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
9. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"De werkelijke snelheid stelt ik vast met behulp van een voor de meting getest, goedgekeurd en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 96 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 93 km per uur.
Toegestane snelheid: 80 km per uur.
Overschrijding met 13 km per uur.
Soort weg: een weg, niet zijnde een autoweg of autosnelweg.
De gedraging vond plaats buiten de bebouwde kom."
10. Het dossier bevat verder een foto van de gedraging. Op deze foto is het voertuig van de betrokkene zichtbaar, waarbij het kenteken van dit voertuig door middel van een uitvergroting leesbaar is gemaakt. Rechts van het voertuig is een rechthoekig lichtpunt zichtbaar, voor het overige is de foto vrijwel geheel donker. De gegevens in de databalk boven en onder de foto stemmen overeen met de onder 6. vermelde gegevens van de gedraging. Het gebruikte meetmiddel is een Multaradar CT.
11. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen reden eraan te twijfelen dat het voertuig van de betrokkene is gemeten. De ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd, heeft verklaard dat hij het voertuig van de betrokkene heeft gemeten. Bovendien heeft de camera ingezoomd op de kentekenplaat van het voertuig van de betrokkene en niet op dat van een ander voertuig. De door de gemachtigde geschetste mogelijkheid dat de ambtenaar een inhalende motor heeft gemeten en niet het voertuig van de betrokkene, is niet aannemelijk geworden.
12. De betrokkene wordt verweten te hebben gehandeld in strijd met artikel 21, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 dat bepaalt dat op wegen buiten de bebouwde kom, niet zijnde een autosnelweg of een autoweg, de maximumsnelheid 80 km/u bedraagt. De buiten de bebouwde kom geldende maximumsnelheid hoeft niet met een bord A1 te worden aangegeven. Hierop gelet wijkt deze zaak af van het arrest van dit hof van 16 juni 2016 waar de gemachtigde naar verwijst, omdat het in die zaak ging om de overschrijding van de maximumsnelheid op een autosnelweg waar een afwijkende snelheid van 100 km/h zou gelden, aangegeven door een bord A1.
13. Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de gegevens in het zaakoverzicht dat de gedraging buiten de bebouwde kom plaatsvond op een weg, niet zijnde een autosnelweg of autoweg. De maximumsnelheid was dus 80 km/u.
13. Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het hof zal het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaren.
15. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en een hoger beroepschrift dienen in totaal twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 512,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 512,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.