ECLI:NL:GHARL:2019:3022

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
WAHV 200.218.605
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onterecht parkeren op Kiss & Ride locatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een administratieve sanctie die was opgelegd aan de betrokkene, als kentekenhouder, voor het parkeren op een Kiss & Ride locatie, aangeduid met verkeersbord L52. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij ook een verzoek om proceskostenvergoeding is ingediend.

Het hof heeft vastgesteld dat de sanctie was opgelegd voor het parkeren op een andere wijze dan aangegeven op het verkeersbord. De ambtenaar die de sanctie had opgelegd, verklaarde dat het voertuig langer dan 10 minuten geparkeerd stond zonder dat er iemand in de nabijheid was. Echter, het hof oordeelde dat het verkeersbord L52 geen parkeergelegenheid aanduidt en dat er geen andere bepalingen in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) zijn die het parkeren in strijd met dit bord verbieden. Hierdoor kon de gedraging van de betrokkene niet als een overtreding worden aangemerkt.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigd. Tevens is de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 256,-. Het hof heeft geoordeeld dat de verweren van de gemachtigde in zowel het administratief beroep als in hoger beroep geen doel troffen, en heeft de betrokkene recht op restitutie van de door hem gestelde zekerheid verleend.

Uitspraak

WAHV 200.218.605
4 april 2019
CJIB 194303745
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 12 mei 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 247,50.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren op parkeergelegenheid met ander doel dan aangegeven wijze”, welke gedraging op 2 december 2015 om 14:23 uur zou zijn verricht op de Ouverturelaan te Gouda met het voertuig met kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde voert onder meer aan dat sprake was van laden en lossen.
Er moesten zware eenheden strooizout worden gelost. De gemachtigde is dan ook van mening dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. Het dossier bevat een proces-verbaal dat op 24 juni 2016 op ambtsbelofte is opgemaakt door de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd. Hij verklaart daarin onder meer:
“Op 2 december 2015, omstreeks 14:23 uur, bevond ik mij (…) op de Ouverturelaan te Gouda. Daar zag ik toen dat er een vierwielig motorvoertuig, merk Peugeot, gekentekend [00-YY-YY] , langer dan 10 minuten op die plaats geparkeerd stond, zonder dat er zich iemand in de onmiddellijke nabijheid van dat voertuig bevond. Ik zag dat het voertuig geparkeerd stond in strijd met de daar geldende parkeerplaats voor Kiss & Ride met daarbij geplaatst bord L52”.
5. Op basis van de verklaring van de ambtenaar staat genoegzaam vast dat sprake was van parkeren, zodat het verweer van de gemachtigde geen doel treft.
6. Het hof overweegt ambtshalve het volgende. De sanctie is opgelegd voor het parkeren op een parkeergelegenheid op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven (artikel 24, lid 1 en onder sub d, onder 2, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)).
7. Op grond van bijlage 1 bij het RVV 1990 wordt een parkeergelegenheid aangeduid met een verkeersbord E4, E8, E9, E12 of E13.
8. De ambtenaar heeft slechts verklaard dat ter plaatse een verkeersbord L52 (Kiss & Ride) was geplaatst. Een dergelijk bord duidt geen parkeergelegenheid aan. Dat betekent dat de onderhavige gedraging niet is verricht. Het RVV 1990 kent ook geen andere bepaling die het parkeren in strijd met een verkeersbord L52 verbiedt. Het handelen in strijd met dit verkeersbord kan daarom geen basis vormen voor de oplegging van een sanctie. Wanneer de wegbeheerder het laten in- en uitstappen van passagiers wil toestaan, maar het parkeren wil verbieden, kunnen daarvoor bedoelde verkeerstekens worden toegepast waarin in het RVV 1990 is voorzien.
9. Het voorgaande brengt mee dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. Het hof zal beslissen als hierna vermeld.
10. Met betrekking tot het verzoek om een proceskostenvergoeding kan het hof zich vinden in de toewijzing daarvan door de kantonrechter voor de kantonfase. De beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd nu het in de kantonfase gevoerde verweer doel treft. Aan het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het bijwonen van de zitting dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,-. Het hof ziet geen aanleiding af te wijken van de door de kantonrechter vastgestelde wegingsfactor van 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht). Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 256,-.
11. Het hof gaat ambtshalve over tot de vernietiging van de beslissing van de kantonrechter en van de inleidende beschikking. Alle verweren die door de gemachtigde in administratief beroep en in hoger beroep naar voren zijn gebracht treffen geen doel. Daarom ziet het hof voor die fases geen aanleiding het verzoek toe te wijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 194303745 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 256,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.