Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin voorlopige kinderalimentatie en partneralimentatie zijn vastgesteld na de echtscheiding van partijen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de hoogte van de door de man te betalen kinderalimentatie en partneralimentatie. De rechtbank had de kinderalimentatie voorlopig vastgesteld op € 95,- per maand en de partneralimentatie op nihil. De vrouw verzoekt het hof om de kinderalimentatie vast te stellen op € 268,- per maand en de partneralimentatie op € 350,- per maand, en om de man te veroordelen in de kosten van de procedure.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de feiten vastgesteld. Partijen zijn op 1 maart 2016 gescheiden, en de man en vrouw zijn de ouders van een minderjarige. Het hof heeft overwogen dat de kinderalimentatie voorlopig is vastgesteld in afwachting van een definitieve beslissing over het hoofdverblijf van de minderjarige. Het hof heeft de voorlopige kinderalimentatie voor de periode van 25 november 2016 tot 1 juli 2018 vastgesteld op € 169,- per maand, en de beschikking van de rechtbank voor de periode vanaf 1 juli 2018 bekrachtigd.
Daarnaast heeft het hof het verzoek van de vrouw om de schuld aan de ABN AMRO volledig voor rekening van de man te brengen afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de schuld tot de gemeenschap behoort en dat beide partijen in principe de helft van de gemeenschapsschulden dienen te dragen. De beslissing van het hof is op 2 april 2019 uitgesproken in het openbaar.