Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Bevoegdheid en het toepasselijk recht
3.De vaststaande feiten
4 januari 2017 de feiten vastgesteld. Tegen deze feitenvaststelling zijn geen grieven gericht en ook overigens is niet van bezwaren gebleken. Het hof zal dan ook van de door de rechtbank vastgestelde feiten uitgaan. Die feiten komen op het volgende neer.
"liefhebbersauto, rijdt geweldig".
'Nachweis betriebsabhangiger Wartung’'.Dit stuk betreft een kopie uit een onderhoudsboekje en vermeldt dat het garagebedrijf Van Leek Auto's te Stiens op 18 januari 2012 een kruisje heeft gezet voor het onderdeel
'Karosseriekontrolle'.
"Eine Reperatur dieses Schadens kostet min. 2000 €. Hätte ich von diesem Schaden gewüsst, hättte ich das Auto nicht gekauft bzw. nicht zu diesem Preis!"
"in staat is om de auto naar behoren te laten herstellen."
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
- primair: [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 7.199,- bij wijze van schadevergoeding, althans een door het hof te schatten bedrag;
€ 7.199,-, althans een door het hof te bepalen bedrag;
- primair en subsidiair: [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] te betalen: € 2.137,95 aan expertisekosten, € 339,15 aan kosten van demontage en montage in verband met de uitgevoerde expertise, € 1.082,50 aan buitengerechtelijke advocaatkosten, € 600,- wegens de door [appellant] betaalde proceskosten van de eerste instantie, alle bedragen vermeerderd met wettelijke rente, proceskosten en nakosten.
heeft daarop geantwoord dat hij de auto in 2012 heeft gekocht, dat de auto toen door een garage is onderzocht – waarbij hij het stuk dat als productie 3 bij dagvaarding in eerste aanleg is overgelegd, heeft overhandigd – , dat hij geen ongeval met de auto had gehad en dat er sprake was van een kleine parkeerschade en een probleem met de achterruit. [geïntimeerde] heeft daaraan toegevoegd dat hij over de vorige eigenaren niets kon zeggen omdat de auto voorheen in Duitsland op kenteken stond en hij daarvan geen papieren had.
[appellant] heeft om de auto op een Duits kenteken te krijgen op 21 juli 2014 ter keuring aangeboden bij de Duitse keuringsinstantie TÜV Nord. De keurmeester heeft [appellant] er toen op gewezen dat er sprake was van een slecht gerepareerde ongevalsschade aan de achterzijde van de auto.
[appellant] heeft in dit verband aangevoerd dat [geïntimeerde] heeft gegarandeerd dat de auto in goede staat verkeerde en geen schadeauto was. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat hij een dergelijke garantie heeft gegeven.
[appellant] mocht op grond van de overeenkomst en de mededeling van [geïntimeerde] “liefhebbersauto, rijdt geweldig” wel verwachten dat de auto geschikt was voor het normale gebruik, namelijk rijden op de weg in Duitsland. De inmiddels aan het licht gekomen schade aan de carrosserie is niet van dien aard dat deze van invloed is op de verkeersveiligheid van de auto; de auto is kort na aflevering immers goedgekeurd door TÜV Nord en wordt nog steeds door [appellant] gebruikt. Het hof is van oordeel dat de auto aldus ten tijde van de aflevering de eigenschappen bezat die voor het normale gebruik daarvan – het rijden op de weg in Duitsland – nodig zijn en waarvan [appellant] de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Van non-conformiteit is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake.
De grieven in incidenteel appelslagen in zoverre. De primaire vordering van [appellant] tot schadevergoeding wegens wanprestatie komt niet voor toewijzing in aanmerking.
aanhef en onder a BW), faalt dat betoog op dezelfde gronden als hiervoor in r.o. 5.8 omschreven. [appellant] heeft immers niet op grond van de uitlatingen van [geïntimeerde] mogen aannemen dat de auto steeds schadevrij is geweest. Hij heeft ook niet onderbouwd gesteld dat [geïntimeerde] van de oude schade moet hebben geweten.
Grief 1 in het principaal appelfaalt.
De grieven 2, 3, 4 en 6 in het principaal hoger beroepfalen. Bij de bespreking van
grief 5 in het principaal hoger beroepheeft [appellant] geen belang, nu geen van partijen de vernietiging van het vonnis voor zover dat in reconventie is gewezen bepleit.
6.Slotsom
€ 2.148,-(2 punten x tarief II)