ECLI:NL:GHARL:2019:3172

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
200.226.994/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake cessieverbod en goederenrechtelijke werking

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 9 april 2019, wordt een zaak behandeld tussen de Coöperatieve Rabobank U.A. en een geïntimeerde. De zaak betreft een geschil over de uitleg van een cessieverbod en de goederenrechtelijke werking daarvan, waarbij ook de beginselen van redelijkheid en billijkheid aan de orde komen. De Rabobank, gevestigd te Amsterdam, is appellante en was in eerste aanleg eiseres. De geïntimeerde, die woont te [A], was in eerste aanleg gedaagde. Beide partijen worden vertegenwoordigd door hun advocaten, respectievelijk mr. V.H. Jurgens en mr. S. van Gessel.

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 20 september 2017 als het geding in eerste aanleg. In hoger beroep zijn verschillende processtukken ingediend, waaronder de dagvaarding in hoger beroep en de memorie van grieven. Het hof heeft besloten om een meervoudige comparitie van partijen te gelasten, met als doel het inwinnen van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling. De comparitie is gepland op 3 juli 2019, waarbij partijen en hun advocaten aanwezig moeten zijn.

Het hof heeft verder bepaald dat indien een partij nog proceshandelingen wenst te verrichten of producties in het geding wil brengen, dit uiterlijk twee weken voor de zitting moet worden ingediend. De advocaten krijgen de gelegenheid om elk gedurende maximaal 10 minuten het standpunt van hun partijen toe te lichten aan de hand van spreeknotities. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan tot na de comparitie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.226.994/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/170038 / HA ZA 16-206)
arrest van 9 april 2019
in de zaak van
Coöperatieve Rabobank U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Rabobank,
advocaat: mr. V.H. Jurgens, kantoorhoudend te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. S. van Gessel, kantoorhoudend te Veendam.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
20 september 2017 dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 23 oktober 2017,
- herstelexploot d.d. 10 november 2017,
- de memorie van grieven d.d. 30 januari 2018 (met producties),
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel d.d. 17 april 2018,
- de memorie van antwoord in incidenteel appel d.d. 29 mei 2018.
2.2
Partijen hebben opgave gedaan van hun verhinderingen en appellante heeft in viervoud het volledige dossier overgelegd.

3.De beoordeling

3.1
Het hof ziet aanleiding een meervoudige comparitie van partijen te gelasten. Het doel is het inwinnen van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling.
3.2
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen Rabobank vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en hetzij bevoegd hetzij speciaal schriftelijk gemachtigd is tot het aangaan van een schikking en [geïntimeerde] in persoon, samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof;
bepaalt dat de zitting zal worden gehouden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op
3 juli 2019 te 13.30 uur;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
bepaalt dat advocaten bij deze comparitie elk gedurende maximaal 10 minuten, aan de hand van maximaal 2 A4’tjes spreeknotities, het standpunt van partijen mogen toelichten;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.W. Zandbergen en mr. R.E. Weening en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
9 april 2019.