Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 17 maart 2016 om 22:25 uur op de W. de Zwijgerlaan, ter hoogte van halte Sumatrastraat te Leiden met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde voert aan dat uit het zaakoverzicht niet blijkt dat de gedraging is verricht. In het zaakoverzicht staat slechts dat de radardetectie of de lus achter de stopstreep is geactiveerd en dat het voertuig daarna verder is gereden. Nergens staat dat het rode verkeerslicht is genegeerd. Dit blijkt evenmin uit de foto's. Op beide foto's bevindt het voertuig zich namelijk voor het verkeerslicht. Gelet op vaste jurisprudentie van het hof is voor het vaststellen van de gedraging echter beslissend of het verkeerslicht - dus niet de stopstreep - is gepasseerd. De onder de foto's weergegeven snelheid mag niet worden meegewogen bij de beoordeling of de gedraging is verricht. De enkele omstandigheid dat de snelheid ergens in de stukken staat vermeld maakt niet dat dit de snelheid is van het betreffende voertuig. Voorts vindt de snelheidsmeting plaats van lus tot lus en beide lussen bevinden zich voor het verkeerslicht. Reeds daarom kan niet worden vastgesteld met welke snelheid het verkeerslicht is gepasseerd. Daarbij komt dat de snelheid ten tijde van de tweede foto nihil kan zijn, aangezien de weergegeven snelheid een gemiddelde is, volgend uit de factoren tijd en afstand (van lus tot lus). Tot slot is de weergeven snelheid niet geconstateerd door middel van een geijkte snelheidsmeter. Roodlichtapparatuur is immers niet voor snelheid geijkt.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"De overtreding is geautomatiseerd met roodlichtapparatuur met twee foto's digitaal/fotografisch vastgelegd.
Foto 1: Het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 1,2 seconden.
Foto 2: Circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden. (…)
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van geijkt radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal. (…)"
5. Verder bevat het dossier twee foto's. Op beide foto's is te zien dat het verkeerslicht rood licht uitstraalt. Op de eerste foto is te zien dat het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] de stopstreep passeert. Op de tweede foto is te zien dat het voertuig verder is gereden en zich onder het verkeerslicht bevindt. Niet te zien is dat het voertuig ook het verkeerslicht is gepasseerd. Uit de gegevens in de databalk onder de foto's blijkt dat het verkeerslicht 1,2 seconden rood licht uitstraalde op het moment dat de eerste foto werd gemaakt en 1,4 seconden op het moment dat de tweede foto werd gemaakt, dat de lusafstand 250 cm bedraagt en dat de gemeten snelheid 64 km/h is.
6. Op grond van de stukken in het dossier is naar het oordeel van het hof onvoldoende komen vast te staan dat het voertuig met voormeld kenteken het rode verkeerslicht is gepasseerd.
7. Met betrekking tot de vraag of de onder de foto's weergegeven snelheid kan worden meegewogen bij de beoordeling of de gedraging is verricht, overweegt het hof het volgende. De gemachtigde stelt onder meer dat de weergeven snelheid niet is geconstateerd door middel van een geijkte snelheidsmeter. Het dossier biedt geen aanknopingspunt voor de beantwoording van de vraag welke apparatuur is gebruikt voor het vaststellen van de snelheid. In het zaakoverzicht staat dat de overtreding geautomatiseerd werd vastgelegd door middel van geijkte radarapparatuur, maar uit de gegevens in de databalk onder de foto's kan worden afgeleid dat sprake is van lusdetectie. Dit verdraagt zich niet met elkaar. Gelet hierop zal het hof geen betekenis toekennen aan de vermelding in het zaakoverzicht dat de gebruikte apparatuur is geijkt. Nu niet kan worden vastgesteld dat de onder de foto's weergegeven snelheid is geconstateerd door middel van een geijkte snelheidsmeter, zal het hof deze snelheid niet betrekken bij de beoordeling of het voertuig het verkeerslicht is gepasseerd terwijl het (nog) rood licht uitstraalde. De gedraging ‘niet stoppen voor rood licht’ kan dus niet worden vastgesteld.
8. Artikel 79 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bepaalt dat wanneer stoppen op grond van die regeling verplicht is, dit dient te geschieden voor de daartoe bestemde stopstreep.
9. De bijlage als bedoeld in artikel 2 van de Wahv, zoals die luidde ten tijde van de gedraging, maakt onderscheid in de sanctionering van de gedraging met feitcode R602 (‘niet stoppen voor rood licht’: € 230,-) en de gedraging met feitcode R620 (‘niet stoppen voor stopstreep’: € 90,-). De gedraging die in de onderhavige zaak wel kan worden vastgesteld is de gedraging met feitcode R620.
10. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen, het beroep gedeeltelijk gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking wijzigen in die zin dat als de omschrijving van de gedraging heeft te gelden ‘niet stoppen voor stopstreep’ met als feitcode R620. Het sanctiebedrag wordt met de gewijzigde feitcode in overeenstemming gebracht.
11. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 768,-.