ECLI:NL:GHARL:2019:3291

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
200.247.029/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van bewindvoerders in hoger beroep met voorkeur van rechthebbende

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de benoeming en het ontslag van bewindvoerders in het kader van een hoger beroep. De rechthebbende, geboren in 1970 en met een verstandelijke handicap, heeft een bewindvoerder nodig voor haar vermogen. De moeder van de rechthebbende, die tevens haar mentor is, heeft in hoger beroep verzocht om de benoeming van een nieuwe bewindvoerder, Stichting [G], in plaats van de huidige bewindvoerder, [de bewindvoerder] B.V. De kantonrechter had eerder [C] als bewindvoerder ontslagen en [de bewindvoerder] B.V. benoemd zonder rekening te houden met de voorkeur van de rechthebbende. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de rechthebbende niet op de hoogte waren van de benoeming van [de bewindvoerder] B.V. en dat de rechthebbende haar voorkeur voor een andere bewindvoerder niet kon kenbaar maken. Na een mondelinge behandeling op 14 maart 2019, waarin de moeder haar verzoek nader toelichtte, heeft het hof geconcludeerd dat de benoeming van Stichting [G] de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende heeft. Het hof heeft de huidige bewindvoerder met ingang van 25 april 2019 ontslagen en Stichting [G] benoemd als nieuwe bewindvoerder, met instemming van de huidige bewindvoerder. De beslissing van het hof is op 11 april 2019 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.247.029/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6506923 LT VERZ 17-7508)
beschikking van 11 april 2019
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in (het principaal) hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.K. Kemper te Amersfoort,
en
de overige belanghebbenden:
[de rechthebbende],
wonende te [B] ,
verder te noemen: [de rechthebbende] of de rechthebbende,
[de bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [B] ,
verder te noemen: [de bewindvoerder] B.V. of de bewindvoerder.
Als informant is aangemerkt:
[C],
wonende te [D] ,
verder te noemen: [C] , broer van [de rechthebbende] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Lelystad) van 24 mei 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 22 augustus 2018;
- het verweerschrift van [de bewindvoerder] B.V.;
- een journaalbericht van mr. Kemper van 30 oktober 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Kemper van 28 februari 2019 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 maart 2019 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de bewindvoerder zijn verschenen de heer [E] en de heer [F] . Als informant was aanwezig [C] , de broer van [de rechthebbende] .
2.3
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof ingekomen een journaalbericht van mr. Kemper met productie(s) van 21 maart 2019.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende [de rechthebbende] is geboren [in] 1970 en woont, in verband met haar verstandelijke handicap (blijvend zwaar hersenletsel), in een instelling. De verzoekster is de moeder en mentor van [de rechthebbende] .
3.2
De kantonrechter heeft bij beschikking van 25 januari 2005 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan de rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld. De afgelopen jaren was [C] , de broer van [de rechthebbende] , de bewindvoerder over het vermogen van [de rechthebbende] .
3.3
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kantonrechter [C] met ingang van 1 juni 2018 ambtshalve ontslagen als bewindvoerder en met ingang van diezelfde datum [de bewindvoerder] B.V. tot opvolgend bewindvoerder benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Het door de moeder en mentor van [de rechthebbende] ingestelde hoger beroep richt zich niet tegen het ontslag van [C] als bewindvoerder. Het hoger beroep ziet enkel op de benoeming van [de bewindvoerder] B.V. tot opvolgend bewindvoerder. De moeder verzoekt het hof in haar beroepschrift om in plaats van [de bewindvoerder] B.V. met ingang 1 juni 2018, althans met ingang van de datum van de te wijzen beschikking, Stichting [G] (verder te noemen: [G] ), gevestigd te [D] , en de moeder gezamenlijk tot bewindvoerders te benoemen en de beloning van [G] vast te stellen conform haar eigen tarievenlijst, met de jaarlijks door de overheid vast te stellen tarieven als maximum.
* wijzing/intrekking van het verzoek in hoger beroep
4.2
In vervolg op hetgeen ter zitting van het hof is besproken heeft de moeder bij journaalbericht van 21 maart 2019 haar verzoek in hoger beroep gewijzigd in die zin dat zij het hof thans verzoekt [G] tot bewindvoerder van haar dochter [de rechthebbende] te benoemen. Het verzoek om daarnaast haarzelf tot bewindvoerder te benoemen (het dubbelen van het bewindvoerderschap) heeft zij bij dit journaalbericht ingetrokken.
4.3
[de bewindvoerder] B.V. voert verweer. [de bewindvoerder] B.V. gaat akkoord met verandering van de bewindvoerder en heeft toegezegd te zullen zorgdragen voor een goede overdracht naar de beoogde bewindvoerder, [G] .

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewindvoerder ontslaan hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.2
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de (nieuwe) bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.3
Het hof constateert dat de kantonrechter [C] met ingang van 1 juni 2018 ambtshalve heeft ontslagen en met ingang van diezelfde datum [de bewindvoerder] B.V. tot opvolgend bewindvoerder heeft benoemd zonder kennis te hebben genomen van de wens van de rechthebbende omtrent de persoon van de opvolgende bewindvoerder.
Niet in geschil is dat [C] nimmer heeft gereageerd op de door de rechtbank gezonden rappel-/oproepingsbrieven van respectievelijk 4 juli 2017, 27 september 2017 en 14 november 2017 en 9 april 2018 inzake het indienen van rekening en verantwoording respectievelijk het indienen van de vijfjaarlijkse evaluatie, alsmede dat hij nagelaten heeft [de rechthebbende] en haar mentor te informeren over de problemen in de uitvoering van het bewind en de lopende procedure bij de rechtbank. De moeder heeft daarnaast gesteld dat zij en [de rechthebbende]
- door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waaronder verhuizing van [de rechthebbende] naar een andere instelling - pas ruim na de bestreden beschikking op de hoogte zijn gekomen van de benoeming van een nieuwe bewindvoerder en daarin niet zijn gekend zodat [de rechthebbende] haar voorkeur voor een bepaalde bewindvoerder niet kenbaar kon maken.
5.4
De moeder heeft het verzoek om een andere bewindvoerder ter zitting van het hof nader toegelicht en benadrukt dat het verzoek niet is gelegen in een slecht bewind van [de bewindvoerder] B.V. Zij wil [de bewindvoerder] B.V. niet beschuldigen, maar wijst erop dat de aanvang van het bewind door [de bewindvoerder] B.V voor [de rechthebbende] en haar familie niet op een prettige manier is verlopen en zij stelt dat de zakelijke aanpak van [de bewindvoerder] B.V. niet goed aansluit bij de levenswijze van [de rechthebbende] en hetgeen zij in haar situatie nodig heeft van een bewindvoerder. Er is - kort gezegd - geen goede match. Feit is dat de moeder noch [de rechthebbende] noch de overige familieleden na de ongelukkige start vertrouwen hebben in een goede samenwerking met [de bewindvoerder] B.V.
5.5
Uit de stukken blijkt dat de rechthebbende in hoger beroep - bij verklaring van 16 juli 2018 in samenhang met de verklaring van 1 augustus 2018 - kenbaar heeft gemaakt dat zij graag wil dat de bewindvoerderstaken van [de bewindvoerder] B.V. worden overgenomen door [G] . Het hof acht daarmee aannemelijk dat benoeming van [G] als nieuwe bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende heeft.
5.6
Deze overname heeft ook de instemming van [de bewindvoerder] B.V. [de bewindvoerder] B.V heeft ter zitting van het hof nogmaals bevestigd in te stemmen met de door de rechthebbende en haar mentor gewenste wijziging van de persoon van de bewindvoerder.
5.7
Het hof leidt uit de stukken tevens af dat [G] een bekende en vertrouwde stichting is voor [de rechthebbende] en haar mentor. [G] heeft zich - bij verklaring ondertekend op 10 juli 2018 - bereid verklaard de benoeming te aanvaarden en van bezwaren tegen haar benoeming is niet gebleken.
5.8
Nu de verzoeken van partijen met elkaar overeenstemmen en het hof overigens geen bezwaren ziet tegen inwilliging van die verzoeken zal het hof de huidige bewindvoerder ontslaan en Stichting [G] te [D] tot opvolgend bewindvoerder benoemen. Teneinde een goede overdracht te waarborgen, verleent het hof dit ontslag met ingang van 25 april 2019.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor wat betreft de benoeming van [de bewindvoerder] B.V. voor de periode tot 25 april 2019 en voor de periode daarna beslissen als hierna zal worden vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 24 mei 2018 voor wat betreft de benoeming van [de bewindvoerder] B.V. als bewindvoerder van de rechthebbende voor de periode tot 25 april 2019;
verleent met ingang van 25 april 2019 [de bewindvoerder] B.V. ontslag als bewindvoerder en benoemt met ingang van 25 april 2019 tot bewindvoerder Stichting [G] , Postbus [000] , [D] ;
stelt de (maximale) beloning vast op de tarieven die hiervoor zijn bepaald;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. van der Meer, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en mr. J.G. Idsardi, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 11 april 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.