ECLI:NL:GHARL:2019:34

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 januari 2019
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.201.616
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Eskandari
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor parkeren op geleidestrook voor blinden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een administratieve sanctie die is opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren van zijn voertuig op een geleidestrook voor blinden en slechtzienden. De betrokkene heeft op 5 december 2015 om 09:20 uur zijn voertuig geparkeerd op het Melkpad te Hilversum, waar hij een administratieve sanctie van € 140,- heeft ontvangen. De kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. De betrokkene betwist in hoger beroep niet dat hij ter plaatse heeft geparkeerd, maar stelt dat hij geen gevaar of hinder heeft veroorzaakt. Hij voert aan dat er geen geleidestrook aanwezig is en dat hij toestemming had van de bakker om daar te parkeren.

Het gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging. De verbalisant heeft verklaard dat het voertuig van de betrokkene geparkeerd stond over de geleidestrook voor blinden en slechtzienden. Het hof heeft ook foto's en een uitdraai van Google Maps in overweging genomen, waaruit blijkt dat de weg ter plaatse is voorzien van banen van geribbeld plaveisel, die dienen ter geleiding van blinden en slechtzienden.

Het hof concludeert dat de betrokkene zijn voertuig op een geleidestrook heeft geparkeerd, wat gevaar of hinder voor blinden en slechtzienden kan veroorzaken. Het verweer van de betrokkene dat hij toestemming had van de bakker om te parkeren, doet hieraan niet af. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en legt de sanctie van € 140,- op de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.201.616
7 januari 2019
CJIB 194303549
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 26 september 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd”, welke gedraging zou zijn verricht op 5 december 2015 om 09:20 uur op het Melkpad te Hilversum met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
2. De betrokkene betwist in hoger beroep niet dat hij ter plaatste heeft geparkeerd, maar stelt dat hij geen gevaar of hinder heeft veroorzaakt. Op de plek van de vermeende gedraging is, anders dan de verbalisant verklaart, helemaal geen geleidestrook voor blinden en slechtzienden. Die plek is juist bestemd om als parkeerplaats voor onder andere de bezoekers van de bakker te dienen. Bovendien staan daar overdag ook talloze (bak)fietsen. Verder persisteert de betrokkene dat hij toestemming had van de bakker om daar te parkeren.
3. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Foto's. 5 minuten geen activiteiten. Hinder veroorzaken voor blinden. Parkeren en of stilstaan op een blindengeleidestrook.”
5. In het aanvullend proces-verbaal van 1 maart 2016 verklaart de verbalisant, voor zover hier van belang, het volgende:
''Ik bevond mij op 5 december 2015 omstreeks 09:20 uur, in uniform gekleed en belast met parkeercontrole, op de openbare weg het Melkpad te Hilversum. Daar zag ik een personenauto van het merk BMW zodanig stilstond en dat daardoor op de weg gevaar werd veroorzaakt en het verkeer werd gehinderd. Ik zag namelijk dat dit voertuig geparkeerd stond over de daar aanwezige geleidestrook voor blinden/slechtzienden. Nadat ik gedurende zeker vijf minuten geen activiteiten in of om dit voertuig waarnam, besloot ik een aankondiging van beschikking uit te schrijven op grond van de gedraging R395. Ik maakte vijf foto's van het voertuig en de situatie die ik meezend met dit aanvullend proces-verbaal en het brondocument.
6. Bij het aanvullend proces-verbaal zijn foto's gevoegd. Op deze foto's is te zien dat het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] staat op een baan van geribbeld plaveisel.
7. Het hof stelt voorop dat de Wegenverkeerswet 1994 of het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen definitie geeft van de term 'geleidestrook'. Of sprake is van een geleidestrook zal afhangen van de uiterlijke verschijningsvorm.
8. Uit de foto's in het dossier en de door de advocaat-generaal ingebrachte uitdraai van Google Maps blijkt dat de weg ter plaatse op verschillende plekken is voorzien van banen van geribbeld plaveisel. Die banen lopen van en naar de rijbaan. Gelet op de situatie ter plaatse kan genoegzaam worden vastgesteld dat voornoemde banen dienen ter geleiding van blinden en slechtzienden. Door het plaveisel met een afwijkend structuur worden blinden en slechtzienden geholpen hun weg te volgen. Het verweer van de betrokkene dat ter plaatse geen sprake is van een geleidestrook voor blinden en slechtzienden faalt derhalve.
9. Uit de verklaring van de verbalisant en de door hem gemaakte foto's blijkt dat de betrokkene zijn voertuig op een geleidestrook heeft geparkeerd. Daarmee heeft hij een situatie gecreëerd waarmee gevaar of hinder voor blinden en slechtzienden kon worden veroorzaakt. Gelet hierop staat de gedraging vast. Dat de betrokkene toestemming had van de bakker om ter plaatse te parkeren - wat hier verder ook van zij - doet hieraan niet af. Het verrichten van een gedraging als de onderhavige kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen.
10. Het verweer van de betrokkene dat ter plaatse ook (bak)fietsen staan, begrijpt het hof als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Dit verweer slaag niet. De enkele omstandigheid dat andere weggebruikers om welke reden dan ook zonder sanctie zouden zijn gebleven, brengt immers niet mee dat ook de betrokkene, die een gedraging heeft verricht, daarvan gevrijwaard zou moeten blijven. Van schending van het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van de betrokkene zou slechts dan sprake zijn indien zonder (juridisch) geldige reden ten nadele van de betrokkene zou zijn afgeweken van het met betrekking tot gedragingen als de onderhavige geldende beleid (vlg. Hof Leeuwarden 8 oktober 2003, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHLEE: 2003:AM5326). Daarvan is hier niet gebleken.
11. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.