ECLI:NL:GHARL:2019:3509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
WAHV 200.211.048
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wijma
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onvoldoende bewijs van juiste bebording en maximumsnelheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 4 januari 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid op een provinciale weg. De betrokkene betwistte de aanwezigheid van de juiste bebording die de maximumsnelheid van 50 km/h aangaf, wat cruciaal was voor de vaststelling van de gedraging. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie niet voldoende bewijs had geleverd om de aanwezigheid van de bebording te onderbouwen. Hierdoor was niet met voldoende zekerheid vastgesteld dat de maximumsnelheid ten tijde van de gedraging correct was aangegeven.

Het hof vernietigde de sanctiebeschikking en verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond. Tevens werd bepaald dat het bedrag dat door de betrokkene ter zekerheid was gesteld, aan hem moest worden gerestitueerd. De proceskosten werden vergoed, en het hof kende drie punten toe voor de ingediende beroepschriften, met een totale vergoeding van € 768,- aan de advocaat-generaal. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij administratieve sancties en de rol van de bebording in verkeershandhaving.

Uitspraak

WAHV 200.211.048
19 april 2019
CJIB 190941626
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 4 januari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

Het tussenarrest

Bij tussenarrest van 8 november 2018 heeft het hof het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van 14 september 2016 en 21 december 2016 opgevraagd. De inhoud van dat arrest wordt hier als ingelast beschouwd.

Het verdere procesverloop

Op 1 februari 2019 heeft het hof gewaarmerkte afschriften ontvangen van de processen-verbaal van de zittingen van de kantonrechter en aan het dossier toegevoegd. Afschriften daarvan zijn verzonden aan de gemachtigde van de betrokkene en de advocaat-generaal.

Beoordeling

1. Nu het dossier (alsnog) een gewaarmerkt afschrift van de processen-verbaal van de zittingen van de kantonrechter bevat, is de feitelijke grondslag ontvallen aan de stelling van de gemachtigde dat niet is gebleken dat een proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de kantonrechter is opgemaakt.
2. De bezwaren van de gemachtigde richten zich - onder meer - tegen de inleidende beschikking waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 114,- is opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met 14 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op
11 juli 2015 om 10:03 uur op de N218, Groene Kruisweg, te Geervliet met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
3. Het bezwaar houdt onder andere in dat door de betrokkene geen bebording is waargenomen waaruit een maximumsnelheid van 50 km/h volgt. De aanwezigheid en plaats van deze bebording blijkt ook niet uit de informatie die zich in het dossier bevindt. De gedraging zou zijn verricht op een provinciale weg waarop doorgaans hogere snelheden dan 50 km/h gelden. Nu de aanwezigheid en locatie van de bebording cruciaal is om vast te stellen dat de gedraging is verricht, had het op de weg van het openbaar ministerie gelegen om dat middels een proces-verbaal nader te adstrueren. Bij gebreke hiervan staat dan ook niet voldoende vast dat een en ander behoorlijk was aangegeven.
4. Uit het zaakoverzicht kan worden afgeleid dat de gedraging is geconstateerd door middel van radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal, dat de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/h bedroeg en dat sprake is van borden A1. Nu evenwel wordt betwist dat de juiste bebording was geplaatst en aanwezig was en een en ander, gelet op de afwijkende maximumsnelheid, cruciaal is om vast te kunnen stellen dat de gedraging is verricht, had het op de weg van het openbaar ministerie gelegen om dit verweer door middel van een proces-verbaal of schouwrapport(en) te (doen) weerleggen. Bij gebreke hiervan is naar het oordeel van het hof niet met voldoende zekerheid komen vast te staan dat de maximumsnelheid ten tijde van de gedraging behoorlijk was aangegeven (vgl. het arrest van het hof van 12 oktober 2015, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats NL:ECLI:GHARL:2015:7637).
5. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen en, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en die beslissing, evenals de inleidende beschikking, vernietigen. Het tot zekerheid gestelde bedrag dient aan de betrokkene te worden gerestitueerd.
6. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter en een hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 768,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 190941626 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 768,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.