Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.221.430/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Leeuwarden 5076222)
arrest van 23 april 2019
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat voorheen: mr. M.A. Buijs, thans: mr. J. Deenen,
tegen:
de stichting
STICHTING ELKIEN,
gevestigd te Heerenveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: Elkien,
advocaat: mr. W.E.A. Stegeman.
1.Het verder geding in hoger beroep
1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 23 oktober 2018,
- de akte overlegging producties van Elkien,
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 5 maart 2019.
1.2.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1.
In zijn tussenarrest van 23 oktober 2018 heeft het hof beslist dat Elkien in beginsel op grond van een eigen onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW) jegens [appellant] aansprakelijk is voor dientengevolge door [appellant] geleden schade, doordat zij in strijd met haar uit het protocol en het daarop gegronde convenant sociaal team 2013-2014 voortvloeiende verplichtingen er niet voor heeft gezorgd dat de spullen van [appellant] maximaal drie maanden zouden worden opgeslagen waarmee zij de sterk bij naleving van het protocol en convenant betrokken gerechtvaardigde belangen van gewezen huurder [appellant] heeft veronachtzaamd (rov. 5.6). Daarnaast is geoordeeld dat [appellant] de hoogte van zijn schade in beginsel voldoende aannemelijk zal moeten maken, waarvoor beslissend is welke zaken nog in de woning waren op het moment van de ontruiming. Elkien heeft het verweer gevoerd dat [appellant] de in de woning resterende boedel heeft 'prijsgegeven' en voorts dat sprake is van eigen schuld van [appellant] bij het ontstaan van de schade doordat [appellant] het tot een ontruiming heeft laten komen en de achtergelaten inboedel bewust niet zelf heeft verwijderd. In verband met dit alles heeft het hof een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft plaatsgevonden op 5 maart 2019.
Prijs gegeven?
2.2.
Het hof verwerpt het verweer van Elkien dat [appellant] zijn inboedel heeft prijsgegeven. Uit de aan het hof toegezonden foto’s, die ten tijde van de ontruiming zijn gemaakt door de deurwaarder, blijkt dat de woning nagenoeg volledig – zij het karig – was ingericht. De stelling dat alle waardevolle spullen al uit de woning verwijderd waren, is niet onderbouwd, want op geen enkele manier heeft Elkien inzichtelijk gemaakt welke 'waardevolle' inboedel het dan precies zou betreffen. Het enkele feit dat de inrichting van de woning karig was, brengt nog niet mee dat daaruit afgeleid mocht worden dat 'waardevolle spullen' reeds verwijderd waren. Ook de omstandigheid dat de sleutel in de achterdeur van de woning zat, is onvoldoende voor de gevolgtrekking dat [appellant] de inboedel had prijsgegeven. [appellant] heeft ter zitting van het hof onbestreden aangevoerd dat niet hij de sleutel in de achterdeur heeft laten zitten, maar zijn buurman die hij de sleutel had gegeven om zo nu en dan gedurende zijn afwezigheid van de woning gebruik te maken.
Eigen schuld?
2.3.
Het eigen schuld verweer van Elkien treft doel. Terecht wijst Elkien erop dat [appellant] ervoor gekozen heeft om niet voorafgaand aan de tijdig aangezegde ontruiming op 14 oktober 2014 zijn inboedel uit de woning te verwijderen, hoewel hij ondanks zijn verblijf in Macedonië op de hoogte was van de datum van de ontruiming. Dat is een omstandigheid die aan [appellant] als benadeelde kan worden toegerekend en die mede aan de schade heeft bijgedragen. Immers, wanneer [appellant] tijdig zijn inboedel zou hebben verwijderd, zou de schade niet zijn geleden.
Aan de zijde van Elkien geldt dat wanneer zij de inboedel zou hebben doen opslaan de schade evenmin zou zijn geleden. Dat zij heeft nagelaten de deurwaarder dienovereenkomstig te instrueren is een omstandigheid die aan haar kan worden toegerekend en zonder welke de schade evenmin zou zijn geleden.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat de schade voor 50% het gevolg is van omstandigheden die aan [appellant] kunnen worden toegerekend op de voet van artikel 6:101 lid 1 BW en voor 50% aan omstandigheden die aan Elkien kunnen worden toegerekend, zodat 50% van de schade van [appellant] voor vergoeding in aanmerking komt. Voor een correctie op grond van de billijkheid acht het hof geen gronden aanwezig.
Schadeomvang
2.5.
Met betrekking tot de hoogte van de schade overweegt het hof als volgt. De lijst van inboedelgoederen zoals die door [appellant] in de procedure is overgelegd (productie 7 bij dagvaarding in eerste aanleg), is niet voldoende gemotiveerd betwist. Daarbij weegt mee dat de foto’s die door de deurwaarder zijn gemaakt, in belangrijke mate steun bieden aan de juistheid van die lijst. De gestelde waarde van de inboedel is niet gespecificeerd. De lijst is ingedeeld in drie categorieën en het schadebedrag is alleen per categorie begroot: “
geschatte waarde inventaris Euro 11.000”, “
totale waarde indien te koop euro 9.500,--” en “
totale waarde overname euro 2500”. Gelet op de door hof geschatte kwaliteit van de inboedel zoals die blijkt uit de foto’s, zijn de door [appellant] gehanteerde waardes te hoog en niet voorzien van een concrete onderbouwing. Het ter comparitie gedane aanbod van [appellant] om de schadeposten als vermeld op de door hem overgelegde lijst alsnog te voorzien van een onderbouwing passeert het hof, omdat hij de comparitie had kunnen gebruiken zijn schade te onderbouwen.
geschatte waarde inventaris Euro 11.000”, “
totale waarde indien te koop euro 9.500,--” en “
totale waarde overname euro 2500”. Gelet op de door hof geschatte kwaliteit van de inboedel zoals die blijkt uit de foto’s, zijn de door [appellant] gehanteerde waardes te hoog en niet voorzien van een concrete onderbouwing. Het ter comparitie gedane aanbod van [appellant] om de schadeposten als vermeld op de door hem overgelegde lijst alsnog te voorzien van een onderbouwing passeert het hof, omdat hij de comparitie had kunnen gebruiken zijn schade te onderbouwen.
2.6.
Op basis van de foto’s en de lijst kan het hof op de voet van artikel 6:97 BW de schade schatten op basis van de waarde in het economisch verkeer, op een bedrag van € 4.000,00.
2.7.
Rekening houdend met het percentage eigen schuld van [appellant] heeft hij derhalve recht op een schadevergoeding van € 2.000,00. Grief 3 slaagt in zoverre en grieven 1 en 2 behoeven geen verdere behandeling. De wettelijke rente over de schadevergoeding is verschuldigd vanaf de dag van de ontruiming, en daarom toewijsbaar zoals gevorderd.
3.De slotsom
3.1.
De grieven slagen en het bestreden vonnis zal worden vernietigd, voor zover in conventie gewezen. Het hof zal, opnieuw recht doende, Elkien veroordelen tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 2.000,00 vermeerderd met rente.
3.2.
Gelet op de omstandigheid dat slechts een klein gedeelte van het gevorderde is toegewezen en het hof slechts 50% van de schade toewijsbaar acht, is geen van beide partijen als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij te beschouwen. Het hof zal daarom de proceskosten in eerste aanleg (in conventie) en in hoger beroep compenseren.
4.De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
4.1.
vernietigt het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden) van 9 mei 2017, voor zover in conventie gewezen, en in zoverre opnieuw recht doende:
4.2.
veroordeelt Elkien tot betaling van € 2.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2014;
4.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geschil in eerste aanleg in conventie en in hoger beroep draagt,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A. van der Pol, mr. E.J. van Sandick en mr. H. Wammes, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 april 2019.