ECLI:NL:GHARL:2019:3606

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
WAHV 200.240.414
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoorplicht in administratief beroep en de ontvankelijkheid van hoger beroep in verkeerszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, waarbij een administratieve sanctie van € 53,- was opgelegd voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 8 km/h. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene niet door de officier van justitie, maar door een administratief medewerker was gehoord. Het hof oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die aan de bevoegdheid van de medewerker twijfelden. Het hof bevestigde dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kon blijven, omdat de betrokkene en zijn gemachtigde niet op de zitting waren verschenen, wat een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens inhield. Het hof verklaarde het hoger beroep ontvankelijk en vernietigde de beslissing van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat de gedraging was verricht en dat de officier van justitie de juiste beslissing had genomen door het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond te verklaren. De proceskosten werden vergoed, en de advocaat-generaal werd veroordeeld tot betaling van € 640,- aan de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.240.414
23 april 2019
CJIB 209839572
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 22 mei 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 9 april 2019.
De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [D] .

Beoordeling

1. Artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) bepaalt dat in twee situaties hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter:
- wanneer de sanctie bij de beslissing van de kantonrechter hoger is dan € 70,-
- wanneer de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat geen (of niet op tijd) zekerheid is gesteld.
Van geen van deze situaties is hier sprake. De sanctie bedraagt immers € 53,- en de kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
2. De gemachtigde van de betrokkene meent dat reden bestaat voor doorbreking (het hof begrijpt: het buiten toepassing laten) van het appelverbod. Betrokkene noch de gemachtigde heeft een oproep voor de zitting van de kantonrechter ontvangen, aldus de gemachtigde.
3. Artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden garandeert het recht op toegang tot de rechter. Wanneer blijkt dat dit recht is geschonden en de betrokkene of de gemachtigde daar een beroep op doet, kan het wettelijk appelverbod worden doorbroken (vgl. het arrest van het hof van 12 juli 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:6402).
4. Uit de beslissing van de kantonrechter blijkt dat de betrokkene en zijn gemachtigde niet op de openbare zitting zijn verschenen. Het dossier bevat een brief van de griffier van de rechtbank d.d. 18 april 2018 waarin de gemachtigde wordt opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter van 8 mei 2018. Bij gebreke van aangetekende verzending of een deugdelijke verzendadministratie bij de rechtbank blijkt echter niet of en wanneer deze oproepingsbrief aan de gemachtigde is verzonden. Zodoende kan niet worden vastgesteld dat de gemachtigde behoorlijk in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze op een openbare zitting toe te lichten. Dit brengt mee dat artikel 12, eerste lid, van de Wahv juncto artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geschonden. Gelet hierop dient het appelverbod buiten toepassing te worden gelaten. Het hoger beroep is ontvankelijk.
5. De beslissing van de kantonrechter kan, vanwege de zojuist vastgestelde schending met het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van de Wahv, geen stand houden. Het hof zal deze beslissing daarom vernietigen en, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
6. De gemachtigde meent dat deze beslissing niet in stand kan blijven. Hij voert hiertoe aan dat onbevoegdelijk is gehoord. In de onderhavige zaak is niet gehoord door de officier van justitie, maar door een administratief medewerker van de CVOM. Het horen dient te geschieden door een daartoe bij mandaatbesluit gevolmachtigd en gekwalificeerde medewerker. Niet is gebleken dat deze medewerker door de officier van justitie gemandateerd is om te horen.
7. Het hof heeft in zijn arrest van 24 november 2016 (vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2016:9412) vastgesteld dat namens de officier van justitie op administratief beroepschriften wordt beslist door medewerkers van de CVOM die daartoe via mandaat en ondermandaat zijn aangesteld. In zijn algemeenheid mag er dan ook van worden uitgegaan dat een door het CJIB namens de officier van justitie verzonden beslissing op een administratief beroep bevoegd is genomen. Ditzelfde geldt voor een onderdeel van de bevoegdheid tot het beslissen op administratief beroep; het horen van de betrokkene of diens gemachtigde. Dat kan slechts anders zijn wanneer blijkt van concrete feiten of omstandigheden die in een individuele zaak aan de bevoegdheid doen twijfelen. Van dergelijke feiten of omstandigheden is niet gebleken. Het verweer faalt.
8. De overige bezwaren van de gemachtigde richten zich tegen de inleidende beschikking waarbij aan de betrokkene een administratieve sanctie van € 53,- is opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 8 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 8 augustus 2017 om 21:10 uur op de Schutlandenweg te Hoogeveen met het voertuig met het kenteken [YYY-00-Y] .
9. Ter zitting van het hof heeft de gemachtigde zijn bezwaren tegen de inleidende beschikking toegespitst op het volgende. De verbalisant die de sanctie heeft opgelegd was hiertoe niet bevoegd. De verbalisant is namens de korpsbeheerder beëdigd door de korpschef [E] . Zonder nadere toelichting of mandaatbesluit valt niet in te zien waaraan [E] de bevoegdheid ontleent om de verbalisant te beëdigen. De gemachtigde is daarnaast van mening dat de gedraging niet kan zijn begaan, omdat de constructiesnelheid van de desbetreffende bromfiets simpelweg niet hoger is dan 45 km/h. De betrokkene is bezorger bij [F] en alle bromfietsen zijn uitgerust met een GPS-systeem. Uit de uitdraai van dit systeem (dat reeds is overgelegd in de procedure bij de kantonrechter) volgt dat het voertuig op de onder 8. omschreven datum, tijd en locatie niet harder dan 48 km/h heeft gereden. Het is algemeen bekend dat een GPS-systeem veel nauwkeuriger is dan een gekalibreerde boordsnelheidsmeter.
10. De gemachtigde heeft bij zijn verweer betreffende (het ontbreken van) de bevoegdheid van de ambtenaar verwezen naar een op 1 januari 2009 opgestelde akte van wijziging. De korpschef [E] verklaart middels deze akte, namens de korpsbeheerder van de politie Drenthe, dat de rechtspositie van de desbetreffende ambtenaar met ingang van de genoemde datum opnieuw is vastgesteld. In tegenstelling tot hetgeen de gemachtigde lijkt te menen, betreft dit niet de (akte van) beëdiging van de ambtenaar die de onderhavige sanctie heeft opgelegd. Het verweer mist derhalve feitelijke grondslag. Aan de beëdiging en de bevoegdheid van de ambtenaar die de onderhavige sanctie heeft opgelegd, twijfelt het hof niet.
11. Met betrekking tot de andere door de gemachtigde opgeworpen bezwaren merkt het hof allereerst op dat een daartoe aangewezen ambtenaar op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie kan opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
12. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. de gekalibreerde boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig, door met een constante snelheid te blijven rijden. Ik zag dat de afstand tussen het dienstvoertuig en het gevolgde voertuig merkbaar groter werd.
Afgelezen snelheid boordsnelheidsmeter: 60 km per uur.
Snelheid volgens kalibratietabel: 56 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 53 km per uur.
Toegestane snelheid: 45 km per uur.
Overschrijding met: 8 km per uur.
Geschatte snelheid verdachte: 65 km per uur.
Meetafstand: 500 m.
Goedkeuring kalibratie boordsnelheidsmeter geldig tot: 22-12-2017.
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen van het college van procureurs-generaal, uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel gemeten (afgelezen) snelheid, volgens de kalibratietabel van het dienstvoertuig.
Verbalisant GRN02102 heeft het feit mede geconstateerd.
De gedraging vond plaats binnen de bebouwde kom.
Verklaring betrokkene: de ene brommer loopt harder dan de andere."
13. Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de verrichte snelheidsmeting. Uit de gegevens in het zaakoverzicht volgt dat de snelheidsmeting is uitgevoerd middels een gekalibreerde boordsnelheidsmeter.
14. Dat op de door de gemachtigde overgelegde uitdraai uit het GPS-systeem geen snelheid is te zien van hoger dan 48 km per uur, doet aan het voorgaande niet af. Blijkens het gehanteerde GPS-systeem wordt na iedere 100 meter "geklokt", waarbij - onder meer - het tijdstip en de locatie worden aangegeven waar de bromfiets zich op dat moment bevindt. Bij ieder klokmoment is een snelheid genoteerd. Dit betreft de gemiddelde snelheid die is berekend op basis van de factoren tijd en afstand. Dat het GPS-systeem geen hogere snelheid dan 48 km per uur heeft geregistreerd, houdt aldus geenszins in dat geen hogere snelheid is behaald. De op de uitdraai genoteerde snelheid betreft slechts een gemiddelde snelheid.
15. Ook het verweer dat de constructiesnelheid van de bromfiets het niet zou toestaan dat een hogere snelheid dan 45 km per uur wordt gehaald, volgt het hof niet. Uit de uitdraai van het GPS-systeem volgt reeds dat hogere snelheden zijn behaald dan 45 km per uur. De betrokkene verklaart bij zijn staandehouding zelf ook dat de ene brommer harder kan lopen dan de andere.
16. Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van het hof vast dat de gedraging is verricht. Dit betekent dat de officier van justitie een juiste beslissing heeft genomen door het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond te verklaren. Het beroep tegen deze beslissing is dan ook ongegrond.
17. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een hoger beroepschrift, een nadere toelichting en het verschijnen ter zitting van het hof dient in totaal tweeënhalf punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 640,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 640,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.