ECLI:NL:GHARL:2019:3638
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. Wijma
- mr. Arends
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van administratief beroep wegens gebrek aan machtiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 30 december 2016. De zaak betreft een administratief beroep ingesteld door de pretense gemachtigde, mr. [A], namens de betrokkene, die woont te [C]. In een eerder tussenarrest van 8 november 2018 is mr. [A] in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke machtiging over te leggen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens de betrokkene beroep in te stellen. Echter, mr. [A] heeft geen deugdelijke machtiging overgelegd, maar slechts een opdracht die via de website van zijn kantoor is ingediend. Dit document voldoet niet aan de eisen voor een schriftelijke machtiging.
Het hof heeft vastgesteld dat het ontbreken van een geldige machtiging niet is hersteld. Gezien de bepalingen in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Algemene wet bestuursrecht, is het noodzakelijk dat de gemachtigde kan aantonen dat hij bevoegd is om namens de betrokkene op te treden. Aangezien mr. [A] niet in het bezit is van een recente en ondertekende machtiging, heeft het hof geoordeeld dat het administratief beroep niet-ontvankelijk is.
De beslissing van de kantonrechter is vernietigd, en het hof heeft het beroep gegrond verklaard, maar het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het verzoek tot vergoeding van proceskosten afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en is openbaar uitgesproken.