In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 mei 2018. De rechtbank had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 72 te [Z], vastgesteld op € 238.000, na vernietiging van de eerdere beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad, die de waarde op € 248.000 had vastgesteld. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2016. De heffingsambtenaar handhaafde zijn eerdere beslissingen in de uitspraken op bezwaar, maar de rechtbank oordeelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en verlaagde deze.
In het hoger beroep heeft belanghebbende een waarde van € 207.000 bepleit en verzocht om vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar. De heffingsambtenaar daarentegen concludeerde tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. Tijdens de zitting op 3 april 2019 in Arnhem zijn de gemachtigde van belanghebbende en de vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar verschenen.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Het Hof heeft de vergelijkingsmethode gehanteerd en de waarde van de onroerende zaak vergeleken met andere objecten in de omgeving. Het Hof concludeert dat de waarde van € 238.000 gerechtvaardigd is, mede op basis van de taxatie door [D], de taxateur. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.