Uitspraak
De beslissing van de kantonrechter
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 3 augustus 2017. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft geen verweerschrift ingediend, maar wel aanvullende stukken overgelegd.
De kantonrechter had geoordeeld dat de betrokkene niet tijdig had voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling, zoals vereist door artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De gemachtigde van de betrokkene betwistte deze beslissing en stelde dat er wel degelijk zekerheid was gesteld. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de betrokkene niet tijdig zekerheid had gesteld en dat de kantonrechter op basis van de Wahv bevoegd was om zonder de betrokkene te horen te beslissen.
Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie niet konden worden behandeld. Het verzoek tot vergoeding van kosten werd afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige zekerheidstelling in administratieve procedures en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.