ECLI:NL:GHARL:2019:3810

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2019
Publicatiedatum
1 mei 2019
Zaaknummer
WAHV 200.238.896
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor snelheidsovertreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 5 maart 2018 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld omdat hij van mening is dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. Dit zou zijn gebeurd doordat de officier van justitie tijdens de zitting een ijkrapport heeft overgelegd waar de gemachtigde niet op kon reageren. Het hof oordeelt echter dat er geen beginselen van een behoorlijke procesorde zijn geschonden, aangezien de gemachtigde niet ter zitting is verschenen en de verantwoordelijkheid voor het niet kunnen reageren op het ijkrapport bij de betrokkene ligt.

De zaak betreft een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd aan de betrokkene voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 16 km/h. De gedraging vond plaats op 29 juli 2016. De gemachtigde betwist de gedraging en verwijst naar een nieuwsbericht dat aangeeft dat er problemen waren met bepaalde radarapparatuur. Het hof stelt vast dat de gebruikte snelheidsmeter voldeed aan de wettelijke normen en dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de meting te twijfelen. De enkele ontkenning van de gedraging door de gemachtigde biedt onvoldoende aanleiding om aan de vastgestelde feiten te twijfelen.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. De beslissing van de kantonrechter wordt als voldoende gemotiveerd beschouwd, ook al zijn niet alle argumenten van de gemachtigde expliciet behandeld. Het hof concludeert dat de sanctie terecht is opgelegd en dat er geen aanleiding is voor vernietiging van de inleidende beschikking.

Uitspraak

WAHV 200.238.896
1 mei 2019
CJIB 200215789
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 5 maart 2018
betreffende
Stichting [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 april 2019. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [C] .

Beoordeling

1. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, omdat ter zitting een ijkrapport van het snelheidsmeetmiddel is overgelegd waar de gemachtigde niet op heeft kunnen reageren.
2. De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) kent geen bepaling - zoals bijvoorbeeld artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht - met betrekking tot het tijdstip dat nog aanvullende stukken kunnen worden ingediend bij de kantonrechter. De behandeling van een zaak ter zitting van de kantonrechter in het kader van de Wahv heeft onder meer tot doel om partijen in de gelegenheid te stellen hun zienswijze nader toe te lichten. Daarbij kunnen partijen reageren op de in het dossier aanwezige stukken. Indien één van de partijen ter zitting nadere stukken overlegt, kan de kantonrechter deze stukken ter zitting aan de orde stellen en partijen daarop laten reageren. Mocht één van de partijen - gelet op het korte tijdsbestek - aangeven niet in staat te zijn adequaat te reageren op de aanvullende informatie, dan dient de kantonrechter de behandeling van de zaak aan te houden. Onder deze omstandigheden zijn er geen beginselen van een behoorlijke procesorde die zich verzetten tegen voeging van de aanvullende informatie in het dossier.
3. Het hof stelt vast dat de gemachtigde, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting van de kantonrechter is verschenen. De omstandigheid dat de gemachtigde niet op de door de vertegenwoordiger van de officier van justitie ingebrachte kon reageren, moet daarmee voor rekening van de betrokkene komen. Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor is geen sprake.
4. De bezwaren richten zich verder tegen de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard en de motivering van die beslissing.
5. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 16 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 29 juli 2016 om 18.14 uur op de Dreef N205 te Haarlem met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
6. De gemachtigde voert aan dat de gedraging wordt betwist. Kern van zijn verweer is een principieel punt, waaraan het hof zijns inziens in het arrest van 15 juni 2018 met WAHV-nummer 200.215.657, voorbij is gegaan. Uit een nieuwsbericht van 25 januari 2016 blijkt dat er iets mis was met bepaalde radarapparatuur. Er werden onmogelijke snelheden mee gemeten. De betrokkene heeft via een Wob-verzoek de bij dat bericht behorende foto en NMi-verklaring ontvangen en deze stukken overgelegd in hoger beroep. Als voor de in die zaak gebruikte apparatuur een NMi-certificaat is afgegeven en desondanks onjuiste meetresultaten worden verkregen, dan biedt een NMi-verklaring geen enkele garantie voor de betrouwbaarheid van de snelheidsmeetsystemen, of dat nu een radarmeting, een meting met een lasergun of, zoals in dit geval, met een detectorsnelheidsmeter betreft. Er is geen waarborg dat onjuiste meetresultaten die niet evident onmogelijk zijn, eruit worden gefilterd. Het hof is in het arrest van 15 juni 2018 met WAHV-nummer 200.215.657, buiten diens expertise getreden met het oordeel over de apparatuur en mogelijke reflectie zonder voorafgaande voorlichting door onafhankelijke deskundigen. De gemachtigde dringt er dan ook op aan dat in deze zaak wel grondig en onafhankelijk onderzoek wordt gedaan door bijvoorbeeld een keurmeester van het Nmi of een vertegenwoordiger van de fabrikant van de gebruikte apparatuur.
7. Tot de stukken in het dossier behoort een NMi-verklaring, nummer 15204560.1000.1, die inhoudt dat de in deze zaak gebruikte detectorsnelheidsmeter van het merk Robot Visual Systems, type TraffiStar SR 520, typegoedkeuringsnummer TP 6990, meet-eenheid nummer 593-071/71170 en categorie A, bij onderzoek op 20 januari 2016 voldeed aan de Concept voorschriften meetmiddelen politie. Deze gegevens staan ook in de balk boven de van de gedraging gemaakte foto's. Tot het dossier behoort ook de locatieverklaring van het NMi betreffende het onderzoek op 29 april 2016.
8. Gelet op het vermelde typegoedkeuringsnummer stelt het hof vast dat het in deze zaak gehanteerde meetinstrument op basis van toetsing aan de daarvoor geldende wettelijke normen is toegelaten, zodat in beginsel mag worden uitgegaan van de betrouwbare werking daarvan. Daarnaast vindt periodieke ijking door het NMi plaats, juist om een betrouwbare meting mogelijk te maken. Het voorgaande betekent niet dat wordt uitgegaan van feilloosheid van apparatuur. Er kunnen fouten optreden. Zulks kan, afhankelijk van de vraag welke standpunten daartoe worden aangevoerd, de rechter nopen tot nader onderzoek.
9. Het nieuwsbericht uit 2016, waarnaar de gemachtigde verwijst, heeft betrekking op nieuwe (mobiele) flitsapparatuur van het merk Robot (waarbij de foto door een verbalisant moet worden gecontroleerd) en de mogelijkheid van reflectie in het geval een tegenligger op exact hetzelfde moment de mobiele radar passeert. De stelling dat de omstandigheid dat er wel eens onwaarschijnlijke metingen zijn gedaan met mobiele radarapparatuur waarvoor een NMi-verklaring was afgegeven meebrengt dat een NMi-verklaring onvoldoende garantie biedt voor de betrouwbaarheid van welke meting met snelheidsapparatuur dan ook, geeft het hof geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de in deze zaak verrichte meting te twijfelen. De meting is in dit geval verricht met een detectorsnelheidsmeter, waarbij gebruik wordt gemaakt van lussen in het wegdek. Door de gemachtigde is niets aangevoerd waaruit kan blijken dat in dit concrete geval het resultaat van de meting niet klopt en nader onderzoek moet worden verricht.
10. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 69 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 66 km per uur.
Toegestane snelheid: 50 km per uur.
Overschrijding met: 16 km per uur."
11. Het dossier bevat verder twee foto's van de gedraging. De gegevens in de databalk boven de foto's stemmen overeen met de onder 5. vermelde gedragingsgegevens.
12. De enkele ontkenning dat de gedraging is verricht geeft onvoldoende aanleiding om aan een en ander te twijfelen. Nu uit het dossier evenmin blijkt van feiten en omstandigheden die aanleiding geven tot twijfel, staat vast dat de gedraging is verricht.
13. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof wijst de klacht over het motiveringsgebrek af en zal de bestreden beslissing bevestigen. Uit de motivering van de beslissing van de kantonrechter blijkt voldoende dat de door de gemachtigde aangedragen gronden van het beroep in de beslissing zijn betrokken. Dat de kantonrechter niet expliciet op de door de gemachtigde aangedragen argumenten is ingegaan, houdt niet in dat er sprake is van strijd met het motiveringsbeginsel.
14. Nu de inleidende beschikking niet wordt vernietigd, is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding (vgl. het arrest van het hof van 1 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:3197).

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.