ECLI:NL:GHARL:2019:3836

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
WAHV 200.217.337
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor rijden met snorfiets in voetgangersgebied

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een administratieve sanctie die aan de betrokkene is opgelegd voor het rijden met een snorfiets in een voetgangersgebied. De betrokkene heeft op 5 augustus 2016 om 23:43 uur op de Nieuwstraat te Deventer gereden met zijn snorfiets, terwijl dit niet was toegestaan. Hij erkent de gedraging, maar stelt dat hij dit deed om opheldering te vragen aan agenten die bezig waren met het verbaliseren van een andere bestuurder. De betrokkene was in de veronderstelling dat het voor brommers na sluitingstijd van de winkels was toegestaan om in dat gebied te rijden.

Het gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene niet van onduidelijkheid omtrent de verkeersborden kon spreken. Het bord G7, dat de toegang voor snorfietsen verbiedt, was duidelijk en de betrokkene had dit moeten opmerken. Het hof oordeelt dat het willen spreken met agenten geen geldige reden is om de verkeersregels te overtreden. De betrokkene had ook kunnen kiezen om te voet naar de agenten te gaan in plaats van met zijn snorfiets het voetgangersgebied in te rijden.

De klachten van de betrokkene over de bejegening door de agenten vallen buiten de reikwijdte van deze procedure. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, die het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De sanctie van € 95,- blijft dan ook in stand.

Uitspraak

WAHV 200.217.337
2 mei 2019
CJIB 200358261
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 20 april 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd ter zake van “als (snor)fietser bij ontbreken (verplicht) (brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken (bijvoorbeeld rijden op trottoir, voetpad)”, welke gedraging zou zijn verricht op 5 augustus 2016 om 23:43 uur op de Nieuwstraat te Deventer met het voertuig met het kenteken [Y-000-YY] .
2. De betrokkene erkent enkele meters in een voetgangersgebied te hebben gereden met zijn snorfiets, maar dit was enkel om een gesprek aan te knopen met agenten die op dat moment aldaar bezig waren een bestuurder van een snorfiets te verbaliseren. De betrokkene vroeg zich af waarom het verboden is om met een scooter om 00:00 uur 's nachts op de Nieuwstraat te rijden. Hij was in de veronderstelling dat dit was toegestaan voor brommers na sluitingstijd van de winkels. Om een boete te voorkomen, wilde de betrokkene om opheldering vragen aan de agenten. Tot zijn grote verbazing kreeg de betrokkene toen een sanctie opgelegd. Het frustreert de betrokkene dat burgers agenten blijkbaar niet aan mogen spreken om vragen te stellen. Ook beklaagt hij zich over de denigrerende houding van één van de agenten en zou hij graag nog eens in gesprek willen gaan met de agent in kwestie.
3. Nu de betrokkene erkent de gedraging te hebben verricht, staat deze vast. Het hof ziet zich thans voor de vraag gesteld of er desondanks redenen zijn om de sanctie ongedaan te maken.
4. De betrokkene stelt er niet van op de hoogte te zijn geweest dat hij op de onder 1. omschreven locatie niet mocht rijden met zijn snorfiets.
5. Uit de verklaring van de ambtenaar in het zaakoverzicht volgt dat de betrokkene met zijn snorfiets in een voetgangersgebied reed aangeduid middels zonebord G7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Op het onderbord staan enkele uitzonderingen vermeld. Hierop staat echter ook dat snorfietsen niet zijn toegestaan. Van enige onduidelijkheid omtrent de betekenis van dit bord met onderbord blijkt het hof niet.
6. Voor zover de betrokkene dit bord heeft gemist, komt dit voor zijn rekening. Weggebruikers worden immers geacht alert te zijn op verkeerstekens die voor hen gelden.
7. De betrokkene vraagt zich verder nog af hoe hij de agenten aan had kunnen spreken zonder in het voetgangersgebied te rijden met zijn snorfiets. Het hof merkt hierover allereerst op dat de betrokkene zich aan de verkeersregels dient te houden. Het willen spreken van agenten is geen omstandigheid die de betrokkene van deze verplichting ontheft. Bovendien had de betrokkene ervoor kunnen kiezen om zijn snorfiets buiten het voetgangersgebied te laten staan en dit gebied te voet te betreden en de agenten aan te spreken.
8. Voor wat betreft de klachten over de bejegening door de ambtenaar overweegt het hof dat deze vallen buiten de reikwijdte van deze procedure. Het hof zal (verder) voorbijgaan aan de klacht van de betrokkene dat de verbalisant zich schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik. Het staat de betrokkene overigens vrij om tegen het optreden van de verbalisant een klacht in te dienen bij de korpschef van het korps waarvan de verbalisant deel uitmaakt.
9. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter een juiste beslissing genomen door het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond te verklaren. Deze beslissing wordt dan ook bevestigd.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.