ECLI:NL:GHARL:2019:4033

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
WAHV 200.237.510
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Sekeris
  • M. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor parkeren voor een in- en/of uitrit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een administratieve sanctie die is opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren van haar voertuig voor een in- en/of uitrit. De betrokkene had haar voertuig geparkeerd op 21 mei 2016 om 07:06 uur op de Kadijk te Bergambacht, op een locatie waar geen parkeerruimte beschikbaar was. De betrokkene was ter plaatse om namens de stichting Dierenradar strafbare feiten inzake de Flora- en Faunawet op te sporen. De kantonrechter had eerder het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar de betrokkene stelde dat er geen reële mogelijkheid was tot staandehouding van de bestuurder, aangezien zij slechts 20 tot 30 meter van haar voertuig verwijderd was en met de verbalisanten had gesproken.

Het hof oordeelt dat de sanctie ten onrechte aan de betrokkene als kentekenhouder is opgelegd, omdat er wel degelijk een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder was. De verklaring van de verbalisanten dat er 30 minuten geen activiteit rondom de auto was, werd door het hof niet aannemelijk geacht. Het hof vernietigt daarom de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep gegrond. De inleidende beschikking wordt vernietigd en het betaalde bedrag aan zekerheidstelling moet aan de betrokkene worden terugbetaald. Tevens wordt de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 57,16.

Uitspraak

WAHV 200.237.510
8 mei 2019
CJIB 198222185
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 14 februari 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
Er is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 23 april 2019 zijn nog een e-mail met een toelichting op het hoger beroep en aanvullende stukken van de betrokkene ontvangen. Daarbij is ook verzocht om vergoeding van reiskosten.
De zaak is behandeld op de zitting van 24 april 2019. De betrokkene is verschenen.
De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [B] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren voor een in- en/of uitrit”, welke gedraging zou zijn verricht op 21 mei 2016 om 07:06 uur op de Kadijk te Bergambacht met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene erkent dat zij haar voertuig voor een hek van een weiland had geparkeerd. Op die locatie is echter geen parkeerruimte, zodat de betrokkene geen andere mogelijkheid zag dan daar te parkeren. De betrokkene was ter plaatse om namens de stichting Dierenradar strafbare feiten inzake de Flora- en Faunawet op te sporen en op camera vast te leggen. Provincie en politie verzaken al jarenlang om te handhaven op de illegale praktijken van zwanenjagers en -drifters. Gelet daarop ontbreekt volgens de betrokkene de wederrechtelijkheid van de gedraging. Daarnaast is de gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd, een andere dan waarvoor de verbalisanten de betrokkene hebben aangesproken. Zij meldden de betrokkene namelijk dat zij in strijd met een geslotenverklaring op de Kadijk had gereden. Dit is in de visie van de betrokkene niet redelijk en billijk.
3. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisanten – kort gezegd – hebben verklaard dat zij het voertuig van de betrokkene geparkeerd zagen staan voor een in- en/of uitrit naar een weiland. Rond het voertuig werd gedurende 30 minuten geen activiteit waargenomen. Vervolgens is de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder van het voertuig opgelegd.
4. Artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet zo worden verstaan dat wanneer zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.
5. De betrokkene heeft ter zitting uitgelegd dat zij haar auto heeft geparkeerd en vervolgens is gaan filmen. Zij is hooguit 20 tot 30 meter bij haar voertuig vandaan gegaan. Op enig moment kwam de politie ter plaatse. Zij heeft met de twee verbalisanten gesproken die haar verzocht hebben om weg te gaan.
6. Gelet op wat de betrokkene heeft toegelicht, acht het hof de verklaring van de verbalisanten dat er 30 minuten geen activiteit rondom de auto was, niet aannemelijk. Daar komt bij dat de verbalisanten met de betrokkene gesproken hebben. Het hof kan dan ook niet vaststellen dat er geen reële mogelijkheid was tot staandehouding van de bestuurder. De sanctie is daarom ten onrechte aan de betrokkene als kentekenhouder opgelegd. Dit brengt mee dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven.
7. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren, die beslissing vernietigen en ook de inleidende beschikking vernietigen. Het betaalde bedrag aan zekerheidstelling moet aan de betrokkene worden terugbetaald.
8. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting in hoger beroep
.Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Ingevolge die bepaling wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op een bedrag van € 57,16 ( [A] - Leeuwarden v.v.).
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 198222185 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 57,16.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.