ECLI:NL:GHARL:2019:4164
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Betaling van achterstallige VVE-bijdragen en de gevolgen van verzuim
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een hoger beroep over de betaling van achterstallige VVE-bijdragen door de appellant, die in eerste aanleg als gedaagde was aangemerkt. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.G.W. van Wees, had in eerste instantie de vordering van de Vereniging van Eigenaren (VVE) betwist, maar het hof oordeelde dat de hoogte van de vordering niet was betwist. De VVE, vertegenwoordigd door mr. R.J.A.M. Besselink, had haar vordering verhoogd met een bedrag van € 282,00 voor de maanden mei en juni 2017. Het hof stelde vast dat de appellant een bedrag van € 0,74 te weinig had voldaan en dat zij niet had aangetoond dat zij de gehele vordering had voldaan. Het hof oordeelde dat de appellant in verzuim was geraakt, ook al was zij niet aangemaand, omdat de vordering opeisbaar was. De VVE had recht op wettelijke rente over de achterstallige bedragen, maar het hof oordeelde dat de wettelijke rente alleen kon worden toegewezen voor de maand mei 2017, omdat de appellant op dat moment in verzuim was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Gelderland, met uitzondering van een bepaald onderdeel, en veroordeelde de appellant tot betaling van een totaalbedrag van € 2.278,68 aan de VVE, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het principaal hoger beroep werden aan de zijde van de VVE vastgesteld op € 817,91 voor verschotten en € 759,00 voor salaris advocaat. Het hof bepaalde dat iedere partij in incidenteel hoger beroep haar eigen kosten draagt en verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad.