Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaar van de gemeente [C](hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 juli 2018, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 7 te [Z] werd vastgesteld op € 223.000 door de heffingsambtenaar van de gemeente [C]. De heffingsambtenaar had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2016. Belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat de woning door omgevingsfactoren, zoals de nabijheid van een bedrijventerrein en de afwezigheid van een groenstrook, een lagere waarde van € 193.000 zou moeten hebben. Het Hof heeft op 21 mei 2019 uitspraak gedaan, waarbij het de waarde van de onroerende zaak bevestigde op € 223.000. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, ondanks de argumenten van belanghebbende over overlast en verontreiniging. Het Hof concludeerde dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar waren aangedragen, voldoende vergelijkbaar waren en dat de heffingsambtenaar rekening had gehouden met de staat van onderhoud en de ligging van de onroerende zaak. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend.