ECLI:NL:GHARL:2019:4372

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
WAHV 200.222.304
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • M. van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens niet voldoen aan bewijsvereisten bij handhaving verkeersregels

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een administratieve sanctie die was opgelegd aan de betrokkene, als kentekenhouder, voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, specifiek het negeren van bord C12. De sanctie van € 90,- was opgelegd op basis van een foto die door een camera was gemaakt, maar de gemachtigde van de betrokkene betwistte de rechtsgeldigheid van de boete. Hij stelde dat op de foto niet het C-bord en de contouren van het voertuig zichtbaar waren, wat in strijd zou zijn met de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Het hof oordeelde dat de gegevens in het dossier niet voldoende waren om vast te stellen dat het bord C12 deugdelijk was geplaatst en dat de gedraging overeenkomstig de regels was vastgesteld. Het hof vernietigde daarom de sanctiebeschikking en bepaalde dat het tot zekerheid gestelde bedrag aan de betrokkene moest worden gerestitueerd. Daarnaast werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 1024,-.

Uitspraak

WAHV 200.222.304
21 mei 2019
CJIB 196858259
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 28 juli 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De verzoeken om een proceskostenvergoeding en om vaststelling van een dwangsom zijn afgewezen door de kantonrechter.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De bezwaren richten zich tegen de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard en de verzoeken om proceskostenvergoeding en om toekenning van een dwangsom zijn afgewezen.
2. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “handelen in strijd met geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen; bord C12/20”, welke gedraging zou zijn verricht op 23 maart 2016 om 14:37 uur op de Veenendaalseweg te De Klomp met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
3. De gemachtigde voert aan dat er geen sprake is van een rechtsgeldig opgelegde verkeersboete omdat op de foto niet het C-bord en de contouren van het voertuig te zien zijn. Dit is in strijd met bijlage L van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar (de Beleidsregels).
4. In bijlage L van de Beleidsregels, zoals die ten tijde van de oplegging van de sanctie luidde, is het toepasselijk kader opgenomen voor, zoals hier, digitale handhaving door buitengewoon opsporingsambtenaren op categorie C borden. Als voorwaarde waaraan bij de uitoefening van de bevoegdheid voldaan moet worden, staat daarin onder meer vermeld dat het C-bord zichtbaar op de foto moet staan.
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Overtreden artikel: 62 jo bord C12 RVV 1990.
Voertuig kwam uit de richting van De Klomp en reed in de richting van Veenendaal. Voertuig negeerde bord C12."
6. Het dossier bevat verder het aanvullend proces-verbaal van 20 oktober 2016. Hierin verklaart de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd - voor zover hier van belang - het volgende:
'De overtreding is vastgelegd met een camera van het merk Gatso. Deze camera maakt een foto van het voertuig dat het C12 bord passeert. De gemaakte foto is door mij visueel gecontroleerd en in orde bevonden.'
7. Hetgeen in deze zaak in het zaakoverzicht staat opgenomen over de bebording op de pleeglocatie betreft, gelet op het aanvullend proces-verbaal, geen waarneming van de ambtenaar van de aanwezigheid van de bebording ten tijde van de gedraging. Gelet hierop kan niet op basis van de gegevens in het dossier worden vastgesteld dat het bord C12 deugdelijk stond geplaatst. Het dossier bevat geen andere stukken waaruit blijkt dat zodanig bord stond geplaatst op de pleeglocatie. Zodoende kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is vastgesteld overeenkomstig de daarvoor gegeven regels.
8. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter, voor zover het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard, daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen. Het hof zal de inleidende beschikking vernietigen en bepalen dat het tot zekerheid gestelde bedrag wordt gerestitueerd. Deze beslissing brengt tevens mee dat de beslissing van de kantonrechter op het verzoek om toekenning van proceskostenvergoeding niet in stand kan blijven.
9. De gemachtigde verzoekt het hof verder om te bepalen dat de officier van justitie een dwangsom verbeurt, omdat hij te laat op het beroep heeft beslist en er een rechtsgeldige ingebrekestelling is verzonden. De beslistermijn is niet (tijdig) verdaagd. De kantonrechter miskent dit.
10. Het hof stelt vast dat van een schriftelijke ingebrekestelling, zoals omschreven in artikel 4:17, derde lid, van de Awb, geen sprake is. Het hof heeft reeds in meerdere zaken, waarin de gemachtigde als professioneel rechtsbijstandsverlener optrad, overwogen dat de -ook in dit dossier aanwezige- brief die de gemachtigde als ingebrekestelling kwalificeert, niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
11. Nu de officier van justitie niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:17, derde lid, van de Awb in gebreke is gesteld voor het niet tijdig nemen van een beslissing op het administratief beroep, is hij geen dwangsom verschuldigd aan de betrokkene. Gelet hierop heeft de officier van justitie terecht geen beschikking gegeven als bedoeld in artikel 4:18 van de Awb. De kantonrechter heeft het verzoek tot het vaststellen van een dwangsom dan ook terecht afgewezen.
12. Uit de beslissing van de kantonrechter kan worden afgeleid dat het verzoek tot het vaststellen van een dwangsom is afgewezen, omdat de officier van justitie prematuur in gebreke is gesteld. De beslissing van de kantonrechter op dit punt zal, gelet op het voorgaande, worden bevestigd met verbetering van gronden.
13. Nu de inleidende beschikking wordt vernietigd, bestaat aanleiding voor toekenning van een proceskostenvergoeding als waarom is verzocht. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter, het verschijnen ter zitting bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift dienen in totaal vier punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1024,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen;
bevestigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover het verzoek om vaststelling van een dwangsom is afgewezen, met verbetering van gronden;
vernietigt de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 196858259 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1024,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.