ECLI:NL:GHARL:2019:4376

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
WAHV 200.243.354
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Sekeris
  • M. Van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor afslaan zonder richting aan te geven met geslaagd beroep op overmacht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 12 juli 2018 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie ongegrond verklaarde. De betrokkene had een sanctie van € 95,- opgelegd gekregen voor het afslaan zonder richting aan te geven op 28 februari 2018. Hij voerde aan dat de zekering van zijn richtingaanwijzer kapot was, waardoor hij geen richting kon aangeven. De betrokkene stelde dat hij, indien hij was staandegehouden, de zekering ter plekke had kunnen vervangen. Hij vroeg om matiging van de sanctie of omgezet te worden naar een taakstraf.

Het hof oordeelt dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie heeft vernietigd, maar in het dictum een kennelijke fout heeft gemaakt door te stellen dat het beroep ongegrond was. Het hof herstelt deze fout en concludeert dat de betrokkene niet anders kon handelen dan hij deed, gezien de omstandigheden. Het hof oordeelt dat er geen reële mogelijkheid was om het defect onmiddellijk te herstellen en dat het beroep op overmacht slaagt. Daarom is het niet billijk om een sanctie op te leggen.

Het gerechtshof vernietigt de beslissing van de kantonrechter, verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de officier van justitie. Tevens wordt bepaald dat de betrokkene het bedrag dat hij ter zekerheid heeft gesteld, terugkrijgt.

Uitspraak

WAHV 200.243.354
21 mei 2019
CJIB 214836338
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant
van 12 juli 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Het hof stelt allereerst vast dat de kantonrechter, gelet op de overwegingen, de beslissing van de officier van justitie heeft vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond heeft verklaard. In het dictum van de beslissing is, in strijd met artikel 13 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), slechts opgenomen dat de kantonrechter het beroep ongegrond verklaart. Dit kan worden beschouwd als een kennelijke fout. Het hof zal het dictum daarom verbeterd lezen: de kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.
2. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd ter zake van “afslaan zonder richting aan te geven”, welke gedraging zou zijn verricht op 28 februari 2018 om 13:09 uur op de Willem Dreesweg te Roosendaal met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
3. De betrokkene voert aan geen richting te hebben aangegeven omdat de zekering van de richtingaanwijzer kapot was. Als de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd hem had staandegehouden had hij ter plekke de zekering kunnen vervangen. De betrokkene heeft in het programma 'Wegmisbruikers' gezien dat ambtenaren in dat geval meestal geen sanctie opleggen, maar slechts een waarschuwing geven. Verder voert de betrokkene aan dat hij nog altijd financieel last ondervindt van de sanctie. Hij verzoekt om, als hij toch een straf verdiend, de sanctie om te zetten naar een taakstraf of matiging van de sanctie.
4. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat de betrokkene de gedraging erkent, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof vervolgens te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
5. Het verweer van de betrokkene betreft een beroep op overmacht. Een geslaagd beroep op overmacht kan leiden tot het oordeel dat de gedraging is verricht onder zodanige omstandigheden dat de sanctie achterwege zou moeten blijven. Aan een dergelijk beroep dient tenminste de eis te worden gesteld dat feiten en omstandigheden worden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk kan worden dat de bestuurder onder de gegeven omstandigheden niet anders heeft kunnen handelen dan hij heeft gedaan.
6. Voorop staat dat een bestuurder er verantwoordelijk voor is dat zijn voertuig te allen tijde voldoet aan de gestelde eisen. Wanneer door een defect aan het voertuig geen richting kan worden aangegeven, kan aan de bestuurder een sanctie worden opgelegd als met het voertuig wordt gereden. Bij het constateren van een dergelijk defect tijdens het rijden, moet het voertuig op de eerstvolgende (veilige) plek tot stilstand worden gebracht en het defect worden hersteld.
7. De betrokkene stelt in zijn administratief beroepschrift dat op het moment dat hij af wilde slaan en richting aan wilde geven, de zekering kapot is gegaan. De betrokkene heeft altijd zekeringen en lampen bij zich om in gevallen als deze direct een reparatie te kunnen verrichten. In dit geval kon bij niet midden op de weg stoppen. Hij moest dus een veilige plek zoeken om te stoppen.
8. Het hof acht hetgeen de betrokkene stelt aannemelijk. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het dossier geen reactie bevat van de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd op het verweer van de betrokkene, mede omdat de betrokkene niet is staandegehouden en dat het openbaar ministerie de gang van zaken zoals de betrokkene stelt niet heeft betwist.
Gelet hierop bestond er voor de betrokkene geen reële mogelijkheid om het defect onmiddellijk bij het ontstaan daarvan te herstellen, zodat hij ervoor kon en mocht kiezen de reparatie uit te stellen tot de eerstvolgende uitwijkmogelijkheid. De betrokkene heeft daarom niet anders kunnen handelen dan hij heeft gedaan. Het beroep op overmacht slaagt. Dat maakt oplegging van een sanctie in dit geval niet billijk. Het hof zal daarom als volgt beslissen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 214836338 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.