In hoger beroep heeft [appellant] het standpunt ingenomen dat hij drie of vier dagen na 24 maart 2018 bij [C] is teruggekomen op de inhoud van het briefje. Jeruzalem heeft dat betwist.
Het hof constateert dat deze stelling van [appellant] in strijd is met zijn uitdrukkelijke stellingen in eerste aanleg. In de inleidende dagvaarding staat, onder punt 5:
Na 24 maart 2018 is er tussen partijen niet gesproken over het briefje. De verhoudingen tussen partijen was weer goed.
De pleitnotitie van [appellant] in eerste aanleg vermeldt op de ongenummerde derde bladzijde:
Omdat hij[ [C] - hof]
niet van plan was de schoonmaakster te ontslaan, heeft [appellant] in een emotionele opwelling het briefje van 24 maart 2018 laten opstellen waarin staat vermeld dat hij zijn functie neerlegt.
Daarna hebben partijen het er niet meer over gehad, totdat [appellant] plotseling de brief van 16 april 2018 ontving waarin werkgever aangeeft er mee akkoord te gaan dat het dienstverband per 24 april 2018 eindigt.
Op zichzelf is denkbaar dat in de voorbereiding op een kort geding details over het hoofd worden gezien, maar [appellant] heeft zijn nieuwe stelling in hoger beroep niet nader onderbouwd. De enkele verwijzing naar een passage in een brief van 3 mei 2018 van de accountant van Jeruzalem aan de advocaat van [appellant] , waarin wordt meegedeeld dat Jeruzalem aan haar vergewisplicht heeft voldaan, verschaft die onderbouwing niet. Uit deze passage volgt immers niet dat [appellant] al binnen een paar dagen is teruggekomen op zijn ontslagname. Het aanbod om alsnog het proces-verbaal op te vragen van de mondelinge behandeling in de ontbindingsprocedure, waarin [appellant] het betwiste nieuwe standpunt zou hebben ingenomen, verwerpt het hof, ook omdat deze kortgedingprocedure zich niet voor nadere bewijslevering leent.
Vooralsnog heeft het hof geen reden om aan te nemen dat [appellant] niet overeenkomstig zijn wil heeft verklaard en dat Jeruzalem begreep of in de omstandigheden van dit geval heeft moeten begrijpen dat [appellant] geen ontslag heeft willen nemen. Het (bevrijdend) verweer van Jeruzalem dat [appellant] vrijwillig ontslag heeft genomen lijkt daarom, voorshands oordelend, gegrond.