ECLI:NL:GHARL:2019:4714

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
WAHV 200.249.936
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • J. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een stopverbod en beroep op overmacht bij administratieve sanctie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2018. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die zijn beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De betrokkene, een kleine zelfstandige die bloemen bezorgt, had een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd gekregen wegens het negeren van een stopverbod op de Overschiestraat te Amsterdam op 14 mei 2018. Hij stelde dat hij door wegwerkzaamheden zijn gebruikelijke parkeerplaats niet kon bereiken en dat hij in overmacht handelde door zijn bus voor de hoofdingang van het pand van zijn klant stil te zetten.

Het hof heeft de argumenten van de betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat zijn belang om bloemen te bezorgen niet van zodanig gewicht was dat dit het negeren van het stopverbod rechtvaardigde. Het hof oordeelde dat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat hij een verzoek tot aanhouding had gedaan in verband met ziekte, en dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de gedraging niet was verricht onder omstandigheden die het opleggen van een sanctie niet rechtvaardigen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en legde de sanctie van € 95,- handhaving.

De uitspraak benadrukt het belang van proportionaliteit en subsidiariteit bij het beroep op overmacht in verkeerssituaties. Het hof concludeerde dat de betrokkene niet had voldaan aan de eisen voor een geslaagd beroep op overmacht, en dat de beslissing van de kantonrechter terecht was.

Uitspraak

WAHV 200.249.936
4 juni 2019
CJIB 216990937
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 2 oktober 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 26 februari 2019 is nog een brief van de betrokkene ontvangen. Een kopie daarvan is toegestuurd aan de advocaat-generaal.

Beoordeling

1. In de brief van 26 februari 2019 schrijft de betrokkene dat hij verbaasd is dat hij nu naar Leeuwarden zou moeten om zijn beroep op een zitting te kunnen toelichten terwijl de gedraging is gepleegd in Amsterdam. Het is voor hem om diverse redenen niet mogelijk om naar Leeuwarden te komen. Het hof zal de zaak daarom niet op een zitting te behandelen.
2. De betrokkene voert aan dat hij wegens ziekte niet naar de zitting van de kantonrechter te Amsterdam kon en dat hij dit schriftelijk en telefonisch heeft meegedeeld.
3. Indien een betrokkene in verband met ziekte verhinderd is ter zitting te verschijnen en wel in de gelegenheid wil worden gesteld zijn beroep mondeling op een zitting toe te lichten, ligt het op zijn weg om te verzoeken de behandeling van de zaak aan te houden in verband met ziekte. De betrokkene heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij een verzoek tot aanhouding heeft gedaan. Dat brengt mee dat de kantonrechter op 2 oktober 2018 het beroep kon behandelen en daarop kon beslissen.
4. De bezwaren van de betrokkene richten zich verder tegen de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard.
5. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd ter zake van “verbod stil te staan (E2).” Deze gedraging zou zijn verricht op 14 mei 2018 om 13:57 uur op de Overschiestraat te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
6. De betrokkene ontkent niet de gedraging te hebben verricht. Hij stelt zich op het standpunt dat er sprake was van overmacht. Hij is kleine zelfstandige en bezorgt vazen met bloemen. Daarvoor moet hij in de buurt van de klant kunnen lossen. Gewoonlijk maakt hij daarvoor gebruik van de parkeergelegenheid van de betreffende klant. Door wegwerkzaamheden was het verboden rechtsaf te slaan en kon hij die parkeerplaats niet bereiken. Er is in de buurt geen laad- en losplaats en er was ook geen andere tijdelijke voorziening voor getroffen. Hij heeft er daarom voor gekozen zijn bus voor de hoofdingang van het pand van zijn klant stil te zetten om te lossen. Dit was op dat moment de enige mogelijkheid.
7. Voor een geslaagd beroep op overmacht moeten de gestelde feiten en omstandigheden aannemelijk zijn en dient de afweging van de in geding zijnde belangen te voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Slaagt het beroep dan leidt dat tot het oordeel dat de gedraging is verricht onder zodanige omstandigheden dat een sanctie achterwege moet blijven.
8. Op grond van de eerder in de procedure door de betrokkene overgelegde foto en de toelichting van de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd, is aannemelijk dat de betrokkene bloemen aan het bezorgen was en er sprake was van een wegafzetting waardoor afslaan naar rechts verboden was.
9. Uitgaande hiervan is niet voldaan aan de eis van proportionaliteit. Artikel 65, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bepaalt dat een stopverbod geldt voor de zijde van de weg waar het is geplaatst. Een dergelijk verbod wordt ingesteld omdat stoppen daar zeer onwenselijk is. Het door de betrokkene gestelde belang - hij wilde bloemen bezorgen bij een klant wiens parkeerplaats onbereikbaar was geworden- is niet van zodanig gewicht dat dit het negeren van een stopverbod rechtvaardigt. Dat de wegbeheerder geen andere (tijdelijke) oplossing heeft geboden en dat er aan de overzijde van de weg, waar blijkens de foto kennelijk wel geparkeerd mocht worden, misschien ook geen plek vrij was, rechtvaardigt niet dat de betrokkene naar eigen inzicht een stopverbod negeert voor het bezorgen van bloemen.
10. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de gedraging niet is verricht onder omstandigheden die het opleggen van een sanctie niet rechtvaardigen. Er is ook geen aanleiding om het bedrag ervan te matigen. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.