ECLI:NL:GHARL:2019:4782

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
21-005603-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake hennepkwekerij en explosie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 november 2016. De zaak betreft een explosie die het gevolg was van de aanwezigheid van een hennepkwekerij. De verdachte, geboren in 1963 en woonachtig in [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld voor het voorhanden hebben van hennep. Het hof heeft het verweer van de verdachte, dat hij geen wetenschap had van de hennepkwekerij, verworpen. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste wijze had beslist en bevestigde het vonnis met aanvulling van gronden. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. De rechtbank had de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, en het hof bevestigde de teruggave van in beslag genomen geld aan de verdachte. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 15 maart 2018 en 22 mei 2019, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal, die onder andere een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had geëist. Het hof achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, gezien de inconsistenties in zijn verhaal en de bewijsstukken in het dossier. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006503-16
Uitspraak d.d.: 5 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 november 2016 met parketnummer 18-830134-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 maart 2018 en 22 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- bewezenverklaring van het voorhanden hebben van hennep (feit 1 primair);
- veroordeling tot:
 een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis;
 een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren;
 de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 1] in haar vordering;
 de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot € 1.079,87 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
 teruggave van het in beslag genomen geld aan verdachte.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Helmantel, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak is niet mogelijk. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 24 november 2016, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde (het voorhanden hebben van hennep) veroordeeld tot:
  • een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis;
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren.
Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in de ingediende vorderingen. Tot slot heeft de rechtbank de teruggave gelast aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van in totaal € 825,-- en een document afkomstig uit de meterkast.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist. Het hof zal het vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - bevestigen met aanvulling van gronden in verband met het in hoger beroep gevoerde verweer.

Aanvulling van gronden

Door en namens verdachte is in hoger beroep aangevoerd dat hij geen wetenschap heeft gehad van de hennepkwekerij. Derhalve kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad.
Het hof overweegt aanvullend als volgt.
De verklaring van verdachte wordt op meerdere punten weerlegd door de in het dossier aanwezige informatie. Dat verdachte geen toegang heeft gehad tot de ruimte die hij heeft verhuurd, en waar de kwekerij is aangetroffen, wordt weerlegd door de constatering van de verbalisanten dat bij aankomst in de woning in het slot van de toegangsdeur naar de tweede en derde verdieping een sleutel met reservesleutel wordt gezien. Ook de verklaring van verdachte dat hij niet heeft geblust wordt weerlegd door de stukken uit het dossier. Uit de woordelijk uitgewerkte 112-melding blijkt dat verdachte herhaaldelijk heeft gezegd dat hij heeft geblust. [1] Dat er brand is geweest en met water is geblust wordt bevestigd door het technisch onderzoek dat in de kwekerij heeft plaatsgevonden. [2] Tot slot heeft verdachte ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij de woning aan de binnenzijde niet heeft geverfd terwijl uit het dossier blijkt dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij schilderwerk heeft gedaan op de benedenverdieping en de eerste etage. [3] Gelet op deze inconsistenties in de verklaring van verdachte acht het hof de verklaring van verdachte ongeloofwaardig.
Gelet op het vorenstaande, in samenhang bezien met de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, acht het hof - net als de rechtbank - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad. Het hof zal het vonnis van de rechtbank met aanvulling van bovenstaande overweging bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 5 juni 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Het is de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen gespreksopnamen Meldkamer Noord-Nederland, proces-verbaalnummer: 7 (pagina 30 – 33 van het dossier met onderzoeknummer NN2R015050 (Bohemia).
2.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, nummer: PL0100-2015125193-21 (pagina 140 – 141 van het dossier met onderzoeknummer NN2R015050 (Bohemia).
3.Het is de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal verhoor meerderjarige verdachte, nummer PL0100-2015125193-18 (pagina 247 van het dossier met onderzoeknummer NN2R015050 (Bohemia).