Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006503-16
Uitspraak d.d.: 5 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 november 2016 met parketnummer 18-830134-15 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 maart 2018 en 22 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- bewezenverklaring van het voorhanden hebben van hennep (feit 1 primair);
- veroordeling tot:
een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis;
een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren;
de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 1] in haar vordering;
de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot € 1.079,87 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
teruggave van het in beslag genomen geld aan verdachte.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Helmantel, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak is niet mogelijk. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij vonnis van 24 november 2016, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde (het voorhanden hebben van hennep) veroordeeld tot:
- een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis;
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren.
Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in de ingediende vorderingen. Tot slot heeft de rechtbank de teruggave gelast aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van in totaal € 825,-- en een document afkomstig uit de meterkast.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist. Het hof zal het vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - bevestigen met aanvulling van gronden in verband met het in hoger beroep gevoerde verweer.