Uitspraak
beschikking van de enkelvoudige familiekamer van 4 juni 2019
[appellant] ,
de man,
[B] , h.o.d.n. [C] ,
de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, een man, had verzuimd om de benodigde processtukken uit de eerste aanleg in te dienen, ondanks herhaalde verzoeken van het hof. Het hof had de appellant op 12 april 2019 verzocht om alle relevante stukken vóór 26 april 2019 aan te leveren. Na een rappel op 1 mei 2019 werd de termijn voor indiening verlengd tot 15 mei 2019. Op 20 mei 2019 werd een mondelinge behandeling gepland voor 29 mei 2019, maar de appellant en zijn advocaat verschenen niet, terwijl de geïntimeerde en haar advocaat hun afwezigheid hadden aangekondigd.
Het hof oordeelde dat de appellant, door het niet indienen van de opgevraagde stukken, het hof niet in staat stelde om de zaak naar behoren te behandelen. Dit was in strijd met de goede procesorde, zoals vastgelegd in het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven. Het hof benadrukte dat het verantwoordelijk is voor een goed procesmanagement en dat het ontbreken van de stukken de voortgang van de procedure ernstig belemmert.
Uiteindelijk verklaarde het hof de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2018. Deze beslissing werd genomen in het belang van een goede rechtsgang en om te waarborgen dat procedures op een ordelijke wijze verlopen.